Montageaanwijzing; Voorschriften En Bepalingen; Technische Gegevens; Montage - Stiebel Eltron EAC 4 Notice D'utilisation Et De Montage

2. Montageaanwijzing

Voorschriften en bepalingen

•
Montage en elektrische aansluiting moeten
door een geschoold monteur onder in-
achtneming van deze montagehandleiding
uitgevoerd worden.
•
Alle elektrische aansluit- en installatiewerk-

Technische gegevens

Nominale spanning
Vermogenopname
ED-systeem
Max. last
Schakelvermogen SH
Apparaatzekering
toegest. omgevingstemperatuur
Beschermsoort
Beschermklasse

Montage

Besturing
De EAC 4 moet in de onderste rij van een
stroomverdeler geplaatst worden, waarbij een
afstand aan de zijkant van 1 zekeringsmodule
voorzien moet worden.
Aan de aanrakingsbescherming volgens be-
schermklasse II is na inbouw van de EAC 4 in
een
– installatiekleinverdeler volgens DIN of
– installatieverdeler volgens DIN
voldaan.
De EAC 4 bestaat uit een sokkel met aanslu-
itklemmen voor railbevestiging alsmede het
opsteekbare huis met de elektronica.
Om het huisbovendeel van de sokkel los te
maken moet de onderste huisbevestiging met
behulp van een schroevendraaier ontgrendeld
en het bovendeel eraf getrokken worden.
Bij de montage van het huisbovendeel
op de sokkel moet deze spanningsvrij
zijn.
Vervanging van een vroegere EAC
Bij vervanging van een EAC door de nieuwe
EAC 4, hoefd alleen de electronica geruild te
worden. De sokkel en de elektrische aanslui-
tingen mogen ter plaatse blijven.
Demontage
Voor demontage van de besturing het boven-
deel van de sokkel losmaken (zoals hiervoor
beschreven) en aansluitleidingen afklemmen.
Dan de sokkel zoals hierna afgebeeld van de
rails losmaken.
34
voor de installateur
zaamheden dienen volgens de VDE-be-
palingen (0100), de voorschriften van de
betreffende elektriciteitmaatschappij alsme-
de de betreffende nationale en regionale
voorschriften uitgevoerd te worden.
200 - 230 V +10 %, -15 % 50/60 Hz
3,0 VA
30...100 % instelbaar, of „EL"
Z1/Z2 - 300 W
100 VA / cos ϕ 0,5
T 1,6 L 250 G
0 tot +50 °C
IP 20 (na montage)
II (beschermisolatie)
Reservezekering
Sensor
De plaats van inbouw van de buitensensor
dient als regel volgens volgende criteria geko-
zen te worden:
– Hoogte minstens 2,5 m boven de buitengrond;
– Bij voorkeur moet de gebouwzijde gekozen
worden waaraan de belangrijkste gebruiks-
vertrekken liggen;
– Voldoende afstand tot deuren, ramen, vens-
ters, ventilatiekanalen enz.
De leiding tussen sensor en bestu-
ringsapparaat moet voor de netspan-
ning geschikt zijn.
Aansluiting
De buitenvoeler is aan de klemmen W2/W3
van de regeling aan te sluiten. (polariteit is
zonder belang)
Bij aansluiting van een aanwezige 4-draads
AEG, Schlüter of Witte voeler zijn volgende
aansluitingsvarianten mogelijk:
– Aansluiting van de draden W1 (grijs of
bruin) en W4 (blauw) van de voeler aan
de klemmen W2/W3 bij afregeling van de
voelercode op 4 of 9;
– Aansluiting met behulp van een adapter
(AEG toebehor, instructies hiervan in acht
nemen) met afregeling van de voelercode
op 2.
•
Lees de bijsluiter in de apparaatverpakking!
•
Lees het typeplaatje!
De aangegeven spanning moet met de net-
spanning overeenstemmen.
DIN-buitensensor:
Weerstandswaarden
Beschermsoort
Beschermklasse
toegest. omgevingstemperatuur
Aansluitsnoer
(kabellengte tussen sensor en EAC 4 max. 30 m
Afmetingen
Elektrische aansluiting
De klembezetting staat in de volgende tabel.
Voorcontrole
Voor het inschakelen van de voedingsspanning
zijn aan de sokkel volgende proeven te doen:
(de electronica is nog niet geplaatst):
– Isolatiecontrole van alle leidingen (zonder
verbruikers)
– Weerstandsmeting (draaiknop van de opla-
adregelaar op de verwarmingsapparaten
helemaal tot aan rechter aanslag zetten )
1. Op Z1 en Z2 van de EAC 4:
R= 176 Ω ... 100 kΩ
De gemeten weerstand mag niet kleiner
zijn dan 176 Ω.
2. Op W2 en W3 van de EAC 4:
Buitensensor
R = zie tabel op pagina 29
Let op sensorcode-instelling!
– Netspanning inschakelen en tussen L en N
meten
– LF-vrijgave simuleren en spanning tussen LF
en N meten
– Netspanning uitschakelen
Het huisbovendeel op de sokkel zetten.
zie pagina 52
IP 54
II
-40 bis +50 °C
2
2 x 0,75 mm , ca. 1,4 m lang
– anders afgeschermde kabeluitvoering)
∅ 11,5 x 35 mm