8
AFSTELLINGEN
NL
8.2
MAAIHOOGTEAFSTELLING
De maaihoogte wordt bepaald aan de hand van de
positie van de bladen in verhouding tot de
zwenkwielen. De hoogte kan veranderd worden op
(4) punten en kan in elke willekeurige volgorde
uitgevoerd worden. Selecteer de afstelling voor elk
dek in het schema met de maaihoogte voor dat
specifieke dek in dit hoofdstuk.
OPMERKINGEN
–
De maaihoogte moet bij alle drie de dekken
gelijk zijn.
–
De werkelijke hoogte kan enigszins
verschillen van het schema door de
bandendruk of omstandigheden.
MAAIHOOGTEAFSTELLING (MIDDENDEK)
1.
Breng het dek omhoog.
2.
Verwijder de veiligheidspen Q uit de
bovenzijde van de zwenkas van de
zwenkwielen
3.
Verwijder het zwenkwiel van de
zwenkconstructie M.
4.
Selecteer Positie 1 of Positie 2 voor de
montagebeugel van het wiel. Verander de (4)
montagebouten R om de positie te
veranderen, neem de andere positie en maak
de bouten weer vast.
5.
Plaats de geselecteerde afmeting en het
aantal sluitringen onder de zwenkconstructie.
Zowel sluitringen met een A-afmeting (6,5
mm) als een B-afmeting (12,5 mm) zijn
geleverd. Plaats de resterende sluitringen
boven de zwenkconstructie.
6.
Plaats de veiligheidspen weer terug.
7.
Plaats pen P in het juiste gat in de beugel
voor de geselecteerde maaihoogte.
VEILIGHEIDS- EN BEDIENINGSHANDLEIDING
SCHEMA MAAIHOOGTE MIDDENDEK
FRONTLINE 960 Serie: LQ
NL-21