7
BEDIENING
NL
9.
Rijd langzamer en wees extra voorzichtig op heuvels. Lees deel 3.7. Neem u vooral goed in acht
tijdens het werken bij steile hellingen.
10.
Maaieenheden mogen nooit met de handen worden schoongemaakt. Gebruik altijd een borstel om
grasknipsels weg te vegen aangezien de messen uiterst scherp zijn en ernstig lichamelijk letsel
kunnen veroorzaken.
BEDIENING VAN DE
MACHINE
Lees de veiligheidsvoorschriften.
VOORDAT DE MACHINE VOOR HET EERST IN
GEBRUIK WORDT GENOMEN
•
Controleer de bandenspanning, waar nodig,
raadpleeg de specificaties.
•
Vul de brandstoftank waar nodig bij met
dieselolie.
•
Controleer het motoroliepeil, waar nodig
bijvullen.
•
Controleer het koelmiddelniveau in de radiateur,
waar nodig bijvullen (50% antivriesoplossing).
•
Zorg ervoor dat u de informatie begrijpt in de
volgende hoofdstukken over Algemene
Instructies en Instrumenten & Bediening.
7.4
STARTEN VAN DE MOTOR
De volgende procedure geldt voor het starten van een
koude motor.
1.
Zorg ervoor dat de vooruit/achteruit pedaal in de
vrijstand staat, met de snelheidsbegrenzer in de
transportstand, de maaischakelaar in de uit-
stand, de gashendel in de middenpositie en de
parkeerrem aangetrokken.
2.
Zet de contactschakelaar in stand nr.2.
Vasthouden tot het gloeibougielampje uitgaat (5-
10 seconden).
3.
Draai de contactsleutel geheel rechtsom naar
de startpositie en bedien de startmotor tot de
motor aanslaat (dit dient na enkele seconden te
gebeuren).
4.
Zodra de motor start moet de sleutel
onmiddellijk worden losgelaten die dan naar de
AAN-stand terugkeert.
5.
Als de motor niet start dienen de gloeibougies
opnieuw te worden voorverwarmd en moet
dezelfde procedure worden herhaald.
NL-18
VEILIGHEIDS- EN BEDIENINGSHANDLEIDING
WAARSCHUWING
GEBRUIK DE MACHINE NIET OP HELLINGEN
GROTER DAN 15 GRADEN.
FRONTLINE 960 Serie: LQ
OPMERKINGEN:
•
Warme motor. Wanneer de motor warm is
vanwege de omgevingstemperatuur of recente
werking, kan stap nr.2 van de startprocedure
voor een koude motor worden overgeslagen
(geen noodzaak om de gloeibougies voor te
verwarmen).
•
Als de motor na twee pogingen nog niet start
(waar nodig met voorverwarming), wacht dan
20 seconden alvorens het opnieuw te
proberen.
•
De startmotor mag nooit langer dan 30
seconden achtereen worden bediend,
aangezien hij anders defect kan raken.
7.5
RIJDEN
•
Ontspan de rem. Zorg ervoor dat de
parkeerrem wordt ontspannen voordat vooruit
of achteruit wordt gereden.
•
Vooruit. Druk de bovenkant van de vooruit/
achteruit pedaal rustig in om de gewenste
rijsnelheid te bereiken.
•
Achteruit. Druk de onderkant van de vooruit/
achteruit pedaal rustig in om de gewenste
rijsnelheid te bereiken.
•
Stoppen. Laat de vooruit/achteruit pedaal
rustig terugkeren naar de vrijstand.
OPMERKINGEN:
•
Gebruik de hele voet tijdens de bediening van
de pedaal, zowel bij vooruit- als
achteruitrijden.
•
Beweeg de pedaal niet haastig maar pas altijd
langzame, soepele bediening toe. Ga nooit
plotseling of ruw van vooruit naar achteruit en
vice versa.
•
Houd de voet altijd stevig op de pedaal
aangezien een te ontspannen voetbediening
schokkerig rijden tengevolge kan hebben.