6 - INGEBRUIKNEMING
Om de installatie in gebruik te nemen, moet u als volgt te werk gaan:
1. Controleer of alle componenten van de installatie correct geïnstalleerd en aangesloten zijn:
•
Invoer van verse lucht via geïsoleerde en correct aangesloten buis (gebruik geen verseluchtinlaat
met vliegengaas).
•
Luchtuitlaat en afvoer via geïsoleerde en correct aangesloten buis.
•
Aangesloten aanvoer- en afvoeropeningen.
•
Capaciteitsregelaars geïnstalleerd en in de correcte richting (indien geïnstalleerd).
•
Luchtafvoer via geïsoleerde en aangesloten buis naar buiten (gebruik een verluchtingsdakkap of een
afvoer zonder vliegengaas).
•
Kiest u voor een installatie met geïsoleerde flexibele slangen, zorg er dan voor dat deze voldoende
gespannen zijn en dat de elleboogstukken een grote radius hebben.
•
Kiest u voor een installatie met plenums, controleer dan dat de ongebruikte aansluitingen correct
afgedicht zijn.
•
Goed aangesloten condensafvoer (sifon).
•
Controleer of alle verbindingen waterdicht zijn (aan de Domeo, de plenums en de openingen).
•
Controleer de ijking van de elektrische beveiliging van de stroomonderbreker.
•
Sluit de DOMEO aan.
2. Stel de minimale capaciteit, de boost van de keuken en de afkoelingscapaciteit (free cooling) in.
3. Stel de minimale capaciteit, de boost van de keuken en de afkoelingscapaciteit (free cooling) in.