van de pijl drukken, Als u het instelwiel niet in de richting van de pijl drukt,
wordt de instelling na 5 s. automatisch opgeslagen. Uit het LC-display van
de mecablitz verdwijnt na het opslaan het symbool
12.4 REAR - synchronisatie bij het dichtgaan van de sluiter (Afb. 10/11)
De synchronisatie bij het dichtgaan van de sluiter (REAR) is vooral bij belichtin-
gen met lange belichtingstijden (langer dan bijv. 1/30 seconde) en bewegen-
de onderwerpen met een eigen lichtbron van belang. Bewegende lichtbronnen
trekken dan een lichtveeg achter zich in plaats van - zoals bij synchronisatie
zodra de sluiter openstaat- deze voor zich uit te duwen. Met synchronisatie bij
het dichtgaan van de sluiter wordt daarom bij bewegende lichtbronnen een
„natuurlijker" weergave van de opnamesituatie verkregen.
De REAR-functie is alleen te kiezen en in te stellen als de mecablitz
van de geschikte SCA-adapter is voorzien en oip een camera is aan-
gebracht, die deze functie ondersteunt. De camera moet voor het
oproepen van deze functie ingeschakeld zijn! Door kort aantippen
van de ontspanknop van de camera moet minstens éénmaal een
gegevensoverdracht tussen camera en mecablitz, c.q. SCA-adapter
hebben plaatsgevonden.
Of uw camera, c.q. de SCA-adapter de REAR-functie ondersteunt vindt u in
de betreffende gebruiksaanwijzingen.
Bij sommige camera's is in bepaalde functies de REAR-functie niet mogelijk
De REAR-functie is niet te kiezen c.q. de REAR-functie wordt automatisch uit-
gezet. Zie daarvoor de gebruiksaanwijzingen van camera en SCA-adapter!
Inschakelen van de REAR-functie:
• Druk zo vaak op de Select toets
verschijnt Met het instelwiel „On" instellen. Het instelrad in de richting van
de pijl drukken om de instelling op te slaan. Als u het instelwiel niet in de
richting van de pijl drukt, wordt de REAR-functie na 5 s. automatisch
opgeslagen.
Het symbool „REAR" voor synchronisatie bij het dichtgaan van de sluiter blijft
na de instelling in het LC-display staan!
86
.
(Afb. 1), dat in het LC-display „REAR"
Tip:
Gebruik bij deze functie veiligheidshalve een statief om bij langere belich-
tingstijden bewegingsonscherpte te vermijden.
Deze functie na de opname weer uitschakelen, daar zich voor de
„normale" flitsopnamen onder sommige omstandigheden bij camera-
functie P, c.q. de onderwerpsprogramma's ongewenst lange belich-
tingstijden kunnen ontstaan.
De REAR-functie kan op sommige camera's zelf worden ingesteld. Op de
mecablitz wordt dan echter geen „REAR" aangegeven.
Uitschakelen van de REAR-functie:
• Druk zo vaak op de Select toets
verschijnt Met het instelwiel „OFF" instellen. Het instelrad in de richting van
de pijl drukken om de instelling op te slaan. Als u het instelwiel niet in de
richting van de pijl drukt, wordt de instelling na 5 s. automatisch opgesla-
gen. Het symbool „REAR" voor synchronisatie bij het dichtgaan van de slu-
iter in het LC-display zal verdwijnen.
12.5 Instellicht / Modelling-Light ML
Bij het instellicht gaat het om een stroboscopisch flitslicht met hoge frequentie.
Bij een tijdsduur van ong. 4 seconden ontstaat de indruk van continulicht.
Met het instellicht kan de lichtverdeling kan de lichtverdeling en schaduwvor-
ming reeds voorafgaand aan de opname worden beoordeeld.
Het instellen van de instellichtfunctie:
• Druk zo vaak op de Select toets
bool
knippert. Met het instelwiel „On" instellen. Druk het instelwiel in
de richting van de pijl om de instelling op te slaan. Als u het instelwiel niet
in de richting van de pijl drukt, wordt de instelling na 5 s. automatisch
opgeslagen.
Op de mecablitz brandt bij contact met een SCA 3xx2 adapter het „flits ge-
reed"
lampje. Daarmee wordt aangegeven, dat de instellichtfunctie geacti-
veerd is. Als u op de handontspanknop
mecablitz zijn instellicht.
(Afb. 1), dat in het LC-display „REAR"
(Afb. 1), dat in het LC-display het sym-
(Afb. 1) drukt, ontsteekt de