Controleer vóór gebruik altijd of de messen, de
messchroeven of het maaimechanisme versleten of
beschadigd zijn. Vervang versleten of beschadigde
messen en messchroeven altijd als complete set, om
onbalans te voorkomen.
Maai alleen bij daglicht of goed kunstlicht.
Bij slechte weersomstandigheden, in het bijzonder
bij opkomend onweer, niet met de gazonmaaier
werken.
Gebruik het tuingereedschap bij voorkeur niet
wanneer het gras nat is.
Loop altijd rustig, nooit te snel.
Gebruik het tuingereedschap nooit met defecte
veiligheidsvoorzieningen of afschermingen of zonder
veiligheidsvoorzieningen zoals stootbescherming
en/of grasvanger.
Draag een gehoorbescherming.
Het werken op hellingen kan gevaarlijk zijn.
– Maai geen bijzonder steile hellingen.
– Zorg ervoor dat u op een helling of op nat gras
altijd stevig staat.
– Maai altijd dwars op een helling, nooit naar boven
of naar beneden.
– Ga altijd uiterst voorzichtig te werk bij het
veranderen van richting op een helling.
Ga uiterst voorzichtig te werk bij het achteruitlopen
of bij het trekken van het tuingereedschap.
Duw het tuingereedschap tijdens het maaien altijd
voorwaarts en trek het nooit naar het lichaam toe.
De messen moeten stilstaan als u het
tuingereedschap voor het vervoer moet kantelen, als u
rijdt over een plaats waar geen gras groeit en als u het
tuingereedschap verplaatst naar een plaats waar u
wilt maaien.
Kantel het tuingereedschap bij het starten of
aantrekken van de motor niet, behalve wanneer dit
nodig is voor het starten in hoog gras. Til in dit geval
de van de bediener afgewende zijde door het
omlaagduwen van de handgreep niet verder dan
nodig omhoog. Let erop dat uw handen
zich op de greep bevinden wanneer u het
tuingereedschap weer laat lopen.
Schakel het tuingereedschap in zoals in de
gebruiksaanwijzing beschreven en let erop dat uw
voeten ver genoeg van ronddraaiende delen
verwijderd zijn.
Breng handen en voeten niet in de buurt van of
onder ronddraaiende delen.
Houd afstand tot de uitworpzone terwijl u met het
tuingereedschap werkt.
Het tuingereedschap nooit optillen of dragen terwijl
de motor loopt.
Verander het tuingereedschap niet.
Ongeoorloofde veranderingen kunnen de veiligheid
van het tuingereedschap
beïnvloeden en tot meer geluiden en trillingen leiden.
Controleer regelmatig de aansluitkabel en de
gebruikte verlengkabel. Sluit een beschadigde kabel
niet aan op het stroomnet en raak een beschadigde
kabel niet aan voordat u de verbinding met het
stroomnet verbroken heeft. Bij een beschadigde kabel
kunnen spanningvoerende delen
aangeraakt worden. Bescherm uzelf tegen gevaren
door een elektrische schok.
Stroomkringonderbreker losmaken:
– altijd wanneer u zich van het tuingereedschap
verwijdert,
– vóór het verwijderen van blokkeringen,
– als u het tuingereedschap controleert, reinigt of
eraan werkt,
– na het raken van een voorwerp. Controleer het
tuingereedschap onmiddellijk op beschadigingen en
laat het indien nodig repareren,
– als het tuingereedschap op een ongewone manier
begint te trillen (onmiddellijk controleren).
Onderhoud
Draag altijd tuinhandschoenen wanneer u de
scherpe messen vastpakt of er aan werkt.
Controleer of alle moeren, bouten en schroeven
vastzitten, zodat een veilige toestand van het
tuingereedschap gewaarborgd is.
Controleer de grasbak regelmatig op toestand en
slijtage.
Controleer het tuingereedschap. Versleten of
beschadigde delen moeten veiligheidshalve worden
vervangen.
Gebruik uitsluitend voor het tuingereedschap
voorziene maaimessen.
26