Instellen van de emissiefactor (EMS):
Het meetapparaat is uitgerust met een instelling van de emissiefactor. Op die manier kunnen bij ver-
schillende materialen en oppervlakken nauwkeurige meetwaarden bereikt worden (zie ook het punt
Werkingswijze).
- Schakel het meetapparaat in door te drukken op de meettoets (5).
- Druk op de toets "modus" (6) tot het symbool voor emissiefactor (20) in het display knip-
pert.
- Met de toetsen „omhoog" (4) en „omlaag" (7) kan de emissiegraad van 0,10 tot 1,00
worden aangepast aan het betrokken meetobject.
- Bevestig de invoer met de meettoets (5) of druk op de toets „modus" (6) om bij de vol-
gende instelmogelijkheid te komen.
- Na het uitschakelen van het apparaat blijft de ingestelde waarde opgeslagen.
Aansluitend op de technische gegevens vindt u een tabel met typische materialen en hun
emissiegraad.
Veel organische materialen bezitten een emissiegraad van 0,95. Daarom is de fabrieksin-
stelling van de emissiegraad afgeregeld op 0,95. Het bekomen van de emissiegraad van
een oppervlake kan ook met de contacttemperatuurmeetfunctie van het toestel worden
gevoerd. Meet de temperatuur van de oppervlakte met de contacttemperatuurmeetfunctie.
Verander de emissiegraad van de infrarood-thermometer zolang tot de meetwaarde (24)
met de waarde van de contacttemperatuurmeetfunctie overeenstemt. Om met de contact-
temperatuurmeetfunctie een zo precies mogelijke meetwaarde te bereiken, is een bijzon-
dere K-type-oppervlaktevoeler aanbevolen (optioneel verkrijgbaar). Dat is echter enkel
voor uiterst precieze metingen nodig.
Continu meetwerking (LOCK)
Het meetapparaat is uitgerust met een continu meetfunctie voor metingen gedurende langere tijd.
- Schakel het meetapparaat in door te drukken op de meettoets (5).
- Druk op de toets "modus" (6) tot het symbool voor emissiefactor (16) in het display knip-
pert.
- Met de toetsen "omhoog" (4) en "omlaag" (7) kan de continu meetfunctie worden inge-
schakeld (display aanduiding "ON").
- Van zodra u de meettoets (5) indrukt, wordt de continu meetfunctie ingeschakeld. Het
meetapparaat meet nu continu tot de meettoets (5) opnieuw wordt ingedrukt.
Alarmfuncties
Het meetapparaat is voorzien van een alarmfunctie bij over- of onderschrijden
van instelbare temperatuurwaarden. Het alarm gaat af via een bieptoon. Door
deze functie kan het meetapparaat heel goed worden ingezet voor tempera-
tuurcontroles, enz. Het toestel beschikt over twee instelbare temperatuur-
waarden (bovenste en onderste alarmwaarde). Het alarm gaat af wanneer de
onderste of bovenste alarmwaarde wordt overschreden. De alarmwaarden
kunnen onafhankelijk van elkaar worden ingesteld en geactiveerd.
5
All manuals and user guides at all-guides.com