6
Aansluiten van de ketel
De ketel beschikt over onderstaande aansluitleidingen:
•
•
•
•
•
Het is aan te bevelen alle ketelaansluitleidingen en/of de installatie schoon te
spoelen en/of schoon te blazen alvorens deze aan te sluiten op de ketel.
6.1 CV-systeem
Monteer het cv-systeem volgens de huidige regelgeving.
De ketelleidingen moeten door middel van knelfittingen aangesloten worden op de in-
stallatie. Voor het aansluiten op dikwandige pijp (gelast of gefit), moeten verloopstukken
worden gebruikt.
Bij het verwijderen van de kunststof afdichtdoppen op de leidingen kan vuil test-
water vrijkomen.
De ketel beschikt over een zelfregelend en zelfbeschermend besturingssysteem voor
de belasting. Hierbij wordt het temperatuurverschil tussen het aanvoer- en retourwater
gecontroleerd. Tabel 6.1.a geeft de waterverplaatsing weer die de circulatiepomp kan
leveren bij een bepaalde installatieweerstand.
Keteltype
A203C
A244CL V
A285C
A285EC
Installatieweerstand
CV-leidingen.
Deze bestaan uit ø22mm stalen leidingen en moeten met knelfittingen aangesloten
worden op de installatie;
Gasleiding.
De aansluiting op de ketel is voorzien van 1/2" binnendraad waarin het staartstuk van
de gaskraan gedraaid kan worden;
Condensafvoerleiding.
Dit is een 22 mm kunststof leiding. Hierop kan door middel van een open verbinding
de afvoerleiding aangesloten worden. Indien nodig kan de leiding worden verlengd
met een ø 32 mm PVC sok;
Rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem.
Deze kunnen concentrisch ø80/125 mm of als 2x ø80 mm aangesloten worden. Zie
ook installatievoorschrift Duopass.
Koud- en warmwaterleiding
Deze bestaan uit een ø15 mm koperleiding en moeten met knelfittingen aangesloten
worden op de drinkwaterinstallatie.
pomptype
UPM2 15-70
UPM2 15-70
UPM2 15-70
UPM2 15-70
waterstroming toestel
l/min
l/h
13
790
15,5
930
18
1090
18
1090
toelaatbare
installatieweerstand
kPa
mbar
25
250
25
250
25
250
25
250
tabel 6.1.a
9