8.2.2 Inlaatrooster terugplaatsen
Zorg ervoor dat het monoblockfilter en vetfilter
eerst geplaats zijn in het toestel vooralleer het
inlaatrooster terug te plaatsen.
– Neem het inlaatrooster vast en plaats deze centraal in de
aanzuigopening via de positioneerpunten.
8.2.3 Reiniging van de vetfilter
Wanneer de vetfilter gereinigd dient te worden, wordt dit
aangegeven door de vetfilter reinigingsindicate (zie 4.5.1)
– Verwijder het inlaatrooster (zie 8.2.1)
– Neem het vetfilter vast via de handgrepen en hef deze uit de
aanzuigopening
Reinig in vaatwas/ onderdompelen in heet water met ontvettend
afwasmiddel.
WAARSCHUWING: Indien de bovenvermelde
instructies niet worden uitgevoerd, ontstaat
er door een te sterke vervuiling, kans op
brandgevaar.
Na het reinigen:
– Plaats het vetvilter via de handgrepen terug in de
aanzuigopening in de juiste richting.
– Plaats het inlaatrooster terug in de aanzuigopening
– Reset de vetfilterindicatie (zie 6.1)
8.2.4 Vervangen van de Monoblock filter (enkel 1861)
– Verwijder het inlaatrooster (zie 8.2.1)
– Verwijder het vetfilter (zie 8.2.3)
– Neem de monoblock filter vast en kantel deze naar voor.
– Plooi beide hoeken om en neem het Monoblockfilter uit de
aanzuigopening
Na het vervangen:
– Plooi de hoeken van het nieuwe Monoblockfilter terug om en
plaats deze in het frame via de aanzuigopening
– Druk het filter goed aan tegen het frame
– Plaats het vetvilter via de handgrepen terug in de
aanzuigopening in de juiste richting.
– Plaats het inlaatrooster terug in de aanzuigopening
– Reset de Recirculatieindicatie (zie 6.2)
– 13 –