Anl PKS 2040 WK SPK1
12.07.2005
NL
Hierbij is een voldoende smering van de ketting heel
belangrijk! Na het inlopen kettingspanning controle-
ren en, indien nodig, bijregelen.
9. Kettingolie ingieten (zie fig. 9)
Olietanksluitdop (C) voor het openen schoonmaken
om te voorkomen dat vuil in de tank terechtkomt. De
inhoud van de olietank tijdens het zagen op de olie-
peilindicator (D) controleren. Sluitdop (C) van de
olietank goed dichtdraaien en eventueel overgelopen
olie afwissen.
10. Kettingsmering
Ter voorkoming van bovenmatige slijtage moeten de
zaagketting en de geleiderail tijdens het werken
regelmatig worden gesmeerd. De smering gebeurt
automatisch. Nooit zonder kettingsmering werken! Bij
droog draaiende ketting wordt de hele snij-inrichting
binnen korte tijd zwaar beschadigd.
Daarom telkens vóór werkbegin de kettingsmering
en het oliepeil controleren (fig. 9).
De zaag nooit in werking stellen als zich het oliepeil
onder het 'Mininmum'-merkteken bevindt (fig. 9).
Minimum: Wanneer het oliepeil enkel maar ± 5
mm aan de onderste kant van het oliepeilglas
(21) zichtbaar is, moet olie worden bijgevuld.
Maximum: Olie bijvullen tot het oliepeilglas
gevuld is.
11. Controle van de automatische sme-
ring
Voor werkbegin functie van de kettingsmering en het
oliepeil controleren. Kettingzaag aanzetten en boven
heldere grond houden. Voorzichtig, de kettingzaag
mag de grond niet raken; daarom dient u een veilig-
heidsafstand van ca. 20 cm in acht te nemen. Indien
zich een toenemend oliespoor vertoont, werkt de
smering van de ketting perfect. Indien zich geen
oliespoor vertoont, eventueel olieuitlaatkanaal scho-
onmaken of naar de klantendienst gaan.
12. Kettingsmeerolie
De levensduur van zaagkettingen en geleiderails is
in grote mate afhankelijk van de kwaliteit van de
gebruikte smeerolie. Het gebruik van afgewerkte olie
is niet toegestaan! Gebruik enkel milieuvriendelijke
kettingsmeerolie. Kettingsmeerolie enkel in goedge-
keurde vaten opslaan.
13. Geleiderail
34
8:34 Uhr
Seite 34
Aan het keerpunt en aan de onderkant is de gelei-
derail (15) blootgesteld aan een bijzonder hoge slijta-
gebelasting. Teneinde een eenzijdige slijtage te
voorkomen de geleiderail telkens na het scherpen
van de ketting omdraaien.
14. Kettingwiel
De belasting van het kettingwiel (fig. 2, pos. C) is bij-
zonder groot. Indien het kettingwiel aan de tanden
flinke inloopsporen vertoont, dient het zeker te wor-
den vervangen. Een ingelopen kettingwiel vermindert
de levensduur van de zaagketting. Kettingwiel door
de vakhandel of klantendienst laten vervangen.
15. Kettingkast
De kettingkast moet onmiddellijk aan het einde van
uw werk resp. vóór het transport over de ketting en
het zwaard worden gestoken.
16. Kettingrem
In geval van een terugslag van de zaag wordt de ket-
tingrem door de voorste handbescherming (1) in wer-
king gezet. De voorste handbescherming (1) wordt
door de handrug naar voren gedrukt. Daardoor wordt
de kettingrem, de kettingzaag resp.de motor binnen
0,10 sec tot stilstand gebracht.
17. Loszetten van de kettingrem
Om uw zaag opnieuw bedrijfsklaar te maken moet de
zaagketting worden ontgrendeld. Eerst het toestel
uitschakelen. Dan de voorste handbescherming (1)
in zijn verticale uitgangspositie terugklappen tot hij
vast vergrendeld is. Daardoor is de kettingrem
opnieuw in staat zijn functie te vervullen.
18. Zaagkettingen scherpen
Uw zaagketting wordt door een speciaalzaak snel en
deskundig nageslepen. In de gespecialiseerde han-
del zijn ook kettingscherpinrichtingen (vijltoestellen)
verkrijgbaar waarmee u uw zaagketting zelf kunt
scherpen. De overeenkomstige gebruiksaanwijzing
dient nageleefd te worden.
Onderhoud uw gereedschap zorgvuldig. Hou uw
gereedschappen scherp en schoon om goed en vei-
lig te kunnen werken. Volg de onderhoudsvoorschrif-
ten en de aanwijzingen op aangaande het vervangen
van de gereedschappen.
19. Inbedrijfstelling (fig. 9)