5.6 Opnameapparaat, monitorsysteem
Op de cinch-aansluitingen REC (19) of op de
6,3 mm-stekkerbus MONITOR (20) kunt u een
opnameapparaat of een ander audioapparaat
met lijningang aansluiten (bv . een monitorsys-
teem voor de controle van de uitgangen) . De
cinch-jacks zijn als LEFT (links) en RIGHT (rechts)
beschikbaar voor stereo-opnameapparatuur .
Omdat het mengsysteem monofoon werkt, zijn
de signalen op beide bussen identiek .
Welk uitgangssignaal hier wordt uitgestuurd,
is afhankelijk van de keuzeschakelaar REC /
MONITOR (5) op de voorzijde van het apparaat .
5.7 Versterker
Sluit de vermogensversterker voor de vier PA-
zones aan op de XLR-uitgangen OUT (16) .
Hierop zijn de mengsignalen voor de betreffende
zone beschikbaar als symmetrische signalen met
lijnniveau .
5.8 Drukknop voor activering
van het gongsignaal
Aan de signalen van de ingangen CH1 tot CH4
kan telkens door een sluitcontact een gongsignaal
(CHIME) worden toegevoegd . Er is keuze uit drie
gongsignalen (
☞
hoofdstuk 5 .8 .1) . Om het gong-
signaal te activeren, sluit u bijvoorbeeld een druk-
knop aan op het overeenkomstige contact van de
steekschroefklemmen CHIME INPUT 1/ 2 / 3 / 4 (25)
en het gemeenschappelijke contact G:
⑨ Aansluiting gongtoets
5.8.1 Selectie van het gongsignaal
De klank van het gongsignaal kan binnenin het
mengsysteem worden ingesteld . U kunt kiezen
uit een signaal met 2 en een met 4 opeenvol-
gende geluiden, en een signaal met een sirene-
geluid . De sirene is een noodsignaal conform
DIN 33 404 / EN 457 .
WAARSCHUWING Omdat het mengsysteem
hiervoor moet worden ge-
opend, mag dit uitsluitend
door een gekwalificeerde
vakman uitgevoerd worden . Trek in elk geval
eerst de netstekker uit het stopcontact, anders
loopt u het risico van een elektrische schok!
1) Verwijder het behuizingsdeksel van het
mengsysteem .
2) Achteraan bevindt zich parallel aan de ach-
terzijde van het apparaat een printplaat met
een jumper in de omgeving van de ingangen
CH1 en PAGING . Steek de jumper op de po-
sitie van de gewenste klank:
⑩ Selectie van het gongsignaal
3) Sluit de behuizing opnieuw af met het deksel .
5.9 Netvoeding en noodstroomvoeding
Als het mengsysteem bij een eventuele
stroomuitval verder moet werken, sluit u op
de klemmen 24 V ⎓ (15) een noodvoeding van
24 V aan (bv . PA-24ESP) . Verbind ten slotte de
POWER-jack (13) via het bijgeleverde net snoer
met een stopcontact (230 V/ 50 Hz) .
Opmerking: Bij aansluiting op de 24 V-spanning
schakelt het mengsysteem onmiddellijk in, en de
bedrijfsled (11) licht op . Het mengsysteem kan niet
met de POWER-schakelaar (12) worden uitgescha-
keld . Met de schakelaar kunt u alleen omschakelen
tussen net- en noodvoeding .
6
Bediening
1) Plaats de uitgangsregelaars Z1 – Z4 (9) in de
minimumstand, voordat u het apparaat de
eerste keer inschakelt . Zo vermijdt u een te
hoog geluidsvolume .
2) Schakel eerst de aangesloten geluidsbron-
nen in, dan pas de PA-6040MPX met de
POWER-schakelaar (12) . De bedrijfsled (11)
licht op . Schakel de vermogensversterkers
die op de PA-6040MPX zijn aangesloten, als
laatste in .
Schakel de vermogensversterkers na ge-
bruik als eerste uit .
3) Voor de basisinstelling plaatst u alle regelaars
voor de ingangen LEVEL (8) en de klankrege-
laar (1) in de middelste stand .
4) Draai de regelaars voor de gebruikte uitgan-
gen Z1 – Z4 (9) zo ver open, dat de volgende
instellingen via de luidsprekers goed hoor-
baar zijn .
5) Leg met de schakelaars Z1 – Z4 (2) voor elke
ingang vast, naar welke uitgangen (d . w . z .
in welke PA-zone) het signaal ervan moet
worden doorgestuurd . Als er een signaal op
de ingang aanwezig is, licht de led SIG (7)
op . Als de led niet oplicht, verhoogt u het
uitgangsniveau van de geluidsbronnen of
corrigeert u voor de kanalen CH1 tot CH4
de ingangsversterking met de regelaar GAIN
(23) via de betreffende ingangsjack .
Meng de ingangssignalen met de over-
eenkomstige volumeregelaars LEVEL (8) of
meng ze volgens behoefte in en uit .
Als een geluidsbron niet wordt gebruikt,
draait u de regelaar LEVEL van het ingangs-
kanaal ervan in de stand "0" .
6) Stel met de uitgangsregelaars Z1 – Z4 (9) het
gewenste geluidsvolume in voor de respec-
tieve PA-zone .
OPGELET Stel het volume van de luid-
sprekers nooit te hoog in .
Langdurige blootstelling aan
hoge volumes kan het gehoor
beschadigen! Het gehoor raakt aangepast
aan hoge volumes die na een tijdje niet
meer zo hoog lijken . Verhoog daarom het
volume niet nog meer, nadat u er gewoon
aan bent geraakt .
Om een fluittoon (feedback) te vermijden,
houdt u een microfoon niet in de richting
van de luidspreker of te dicht in de buurt
hiervan . Bij een te hoog ingesteld geluids-
volume kan eveneens feedback optreden .
In dit geval stelt u de overeenkomstige
regelaar LEVEL in op een lager microfoon-
volume .
Het niveau van de overeenkomstige uitgang
wordt met de leds −13, −8, −3, 0 dB en CLIP
(3) aangegeven . Als de led CLIP oplicht, is
de uitgang overstuurd . Draai in dit geval
de regelaar (9) voor deze uitgang overeen-
komstig terug of verminder met de regelaar
LEVEL (8) het geluidsvolume van het be wuste
ingangssignaal .
7) Stel de klank in met de regelaars (1) TREBLE
voor de hoge tonen en BASS voor de lage
tonen . Corrigeer eventueel aansluitend de
volumeregeling .
6.1 Controle van de uitgangen
Via een op de jack MONITOR (20) aangesloten
monitorsysteem kunnen de signalen van de uit-
gangen worden gecontroleerd .
1) Selecteer met de draaischakelaar REC /
MONITOR (5) de uitgang die moet worden
gecontroleerd . In de stand OFF is geen uit-
gang geselecteerd .
2) Stel met de regelaar LEVEL (6) het gewenste
geluidsvolume in .
Opmerking: De uitgangsjacks REC (19) ontvangen
hetzelfde signaal als de jack MONITOR (20) .
6.2 Het gongsignaal activeren
Als bv . voor een aankondiging via een van de
ingangen CH1 – CH4, een gongsignaal moet
weerklinken, drukt u even op de overeenkom-
stige op de klemmen (25) aangesloten drukknop
(
☞
hoofdstuk 5 .8) . Het gongsignaal wordt aan
het ingangssignaal toegevoegd, is echter wat
betreft het volume niet afhankelijk van de re-
gelaar LEVEL (8) van het ingangskanaal, maar
uitsluitend van de volumeregeling van de uit-
gang (9) .
Net zoals bij een aankondiging via de ingan-
gen CH1 – CH4 worden de ingangssignalen van
de lager geschakelde ingangskanalen CH5 en
CH6 tijdens het gongsignaal gedempt .
6.3 Tafelmicrofoon PA-4000PTT
Voor aankondigingen met deze tafelmicrofoon:
1) Selecteer met de schakelaars PAGING /PTT
Z1 – Z4 (4) op het mengsysteem in welke
PA-zones de aankondiging hoorbaar moet
zijn . Druk voor de gewenste zones de scha-
kelaars in, schakel de andere uit .
2) Draai de regelaar voor het geluidsvolume
PAGING/ PTT (10) op de versterker voor de
eerste aankondiging tot ongeveer in de helft
open .
3) Houd op de microfoon de spraaktoets
TALK (31) ingedrukt en spreek in de micro-
foon (29) . De bedrijfsled (30) licht op . Met het
overschrijden van een bepaald spraakvolume
worden de ingangssignalen met een lagere
prioriteit op het mengsysteem automatisch
☞
gedempt (
tabel figuur 5 in hoofdstuk 3) .
4) Corrigeer zo nodig het geluidsvolume van
de aankondiging met de regelaar LEVEL-PA-
GING /PTT . De volumeregelaar voor de uitgan-
gen (9) hebben hier geen invloed .
6.3.1 Instellingen op de PA-4000PTT
Aan de achterzijde van de tafelmicrofoons be-
vinden zich twee kleine schakelaars:
PRIORITY – voor het gebruik op de PA-
6040MPX laat u deze schakelaar in de bo-
venste positie, omdat de prioriteit voor deze
microfoon in het mengsysteem is vastgelegd
(voor een helderder aankondiging worden de
andere ingangssignalen gedempt, zodra er
31