STORINGANALYSE
Storingcode
H8 Watertank is vol.
F1 Storing in de omgeving-
stem- peratuursensor.
F2 Storing in de tempera-
tuursensor van de ver-
damper.
F0 1. Er lekt koelmiddel.
2. Systeem worden ge-
blok- keerd.
H3 Overbelastingsbeveiliging
van de compressor.
E8 Overbelasting
F4 Sensor voor de
buitenbuistemperatuur
is open/
maakt kortsluiting.
11. SPECIFICATIES
MODEL
TAD-220E
Monofasig
STROOMVOORZIENING
220~240 V,
50 Hz
2,1 kW
KOELVERMOGEN
(7.165 BTU)
INPUT
805 W
KOELVERMOGEN
VERWARMINGSCAPACITEIT
–
VERWARMINGSVERMOGEN
–
OPNAME
Klasse EE / EER*
A / 2,60
EE-klasse / COP*
–
STROOMVERBRUIK
0,5 W
IN STANDBYMODUS
LUCHTONTVOCHTIGINGSVERMOGEN
1,0 L/h
AARDLEKSTROOM
3,5 A
LUCHTSTROOM
320 m
/h
3
(MAX.)
VOOR KAMERS
10 - 16 m
2
TOT
GEBRUIKSTEMPERATUUR
16~35°C
BEREIK
GELUIDSVERMOGENSNIVEAU
63 dB
BEVEILIGING
IPX0
APPARAAT
VALEUR
NOMINALE DU
3,15 A
FUSIBLE
AFMETINGEN
315×770×
(B×H×D)
395 mm
GEWICHT
24,5 kg
COMPRESSOR
ROTARY
KOELVLOEISTOF
R290 / 0,16 kg R290 / 0,22 kg R290 / 0,30 kg R290 / 0,30 kg
AARDOPWARMINGSPOTENTIEEL
3
(GWP)
*Conform aan EN-14511-2018
LET OP: De koelcapaciteit is afhankelijk van de
de vochtigheid in de kamer.
(Voor TAD-229E)
Frequentieband(en) waarbinnen de radioapparatuur werkt:
2400MHz-2483.5MHz
Het maximale vermogen van radiofrequentie doorgegeven binnen
1. Giet het water uit de tank.
2. Als "H8" nog steeds wordt
weergegeven, schakel dan een
professional in om het apparaat
na te kijken.
Schakel een professional in om dit
op te lossen.
Schakel een professional in om dit
op te lossen.
Schakel een professional in om dit
op te lossen.
1. Als de omgevingstemperatuur te
hoog is, zet het apparaat dan uit
en zet het pas weer aan als de
omgevingstemperatuur onder de
35 °C komt.
2. Controleer of de verdamper en
conden- sator worden geblok-
keerd door voorwer- pen. Als dat
zo is, verwijder dan de voor- wer-
pen, zet het apparaat uit en start
het opnieuw op.
3. Als de storing niet is verholpen,
neem dan contact op met de
klantenservice.
TAD-226E
TAD-229E
TAD-235E
Monofasig
Monofasig
Monofasig
220~240 V,
220~240 V,
220~240 V,
50 Hz
50 Hz
50 Hz
2,6 kW
2,9 kW
3,5 kW
(8.870 BTU)
(9.894,8 BTU)
(11.942 BTU)
1.000 W
935 W
1.345 W
3,3 kW
–
–
(11.260 BTU)
–
–
1.175 W
A / 2,60
A+ / 3,10
A / 2,60
–
–
A+ / 2,80
0,5 W
0,5 W
0,5 W
1,43 L/h
1,60 L/h
1,80 L/h
5,8 A / 5,1 A
4,4 A
4,1 A
(Koelen/
Verwarmingsfunctie )
320 m
/h
360 m
/h
360 m
3
3
10 - 16 m
15 - 22 m
15 - 22 m
2
2
16°C~35°C /
10°C~ 27°C
16~35°C
16~35°C
(Koelen/
Verwarmingsfunctie )
64 dB
64 dB
65 dB
IPX0
IPX0
IPX0
3,15 A
3,15 A
3,15 A
315×770×
390×820×
390×820×
395 mm
405 mm
405 mm
27,0 kg
36,0 kg
36,5 kg
ROTARY
ROTARY
ROTARY
3
3
temperatuur en
de frequentieband(en) waarbinnen de radioapparatuur werkt:
20dBm
12. ACCESOIRESET VOOR ONTLUCHTING
Als het apparaat uitsluitend is bedoeld voor gebruik in één ruimte
dan kan de koeling worden versterkt door de volgende accessoires
uit de ontluchtingsset te gebruiken die wordt meegeleverd bij het
apparaat.
HET AFVOERKANAAL GEBRUIKEN (Afb. H)
1. Bereid de onderstaande accessoires voor.
H1 Adaptermondstuk uitlaatpijp (Bevestig aan apparaat)
H2 Uitlaatpijp
H3 Uitlaatmondstuk (boven) + uitlaatmondstuk (onder)
2. Om het uitlaatmondstuk (boven) en uitlaatmondstuk (onder) te
verbinden, drukt u de klem stevig in de gleuf. (Fig. H4)
3. Steek een uiteinde van de uitlaatpijp (flexibele buis) (H2) in het
adaptermondstuk van de uitlaatpijp (H1) door linksom te draai-
en. Installeer uitlaatmondstuk (boven + onder) (H3) aan de an-
dere kant van de uitlaatpijp. (Fig. H5)
4. Plaats de zijde met "TOP" naar boven. Plaats het adaptermond-
stuk van de uitlaatpijp in de gleuf van de uitlaat tot u een geluid
hoort. (Fig. H6)
5. Plaats de uitlaatslang buiten. (Fig. H7)
LET OP: Plaats het apparaat zo dicht mogelijk bij een raam of
deur. (H5, H6, H7)
13. Speciale handleiding
De vereiste vaardigheden voor onderhoudstechnici (reparaties mo-
gen uitsluitend worden uitgevoerd door vakmensen).
a. Alle arbeiders die zich bezighouden met het koelsysteem moe-
ten de geldige certificering uitgereikt door de gezaghebbende
organisatie en de kwalificatie voor de bediening van het koel-
systeem dragen.
b. Het apparaat ken uitsluitend worden gerepareerd volgens de
methode die door de fabrikant van de apparatuur wordt aanbe-
volen.
Als een andere technicus nodig is voor het onderhoud en de re-
paratie van het apparaat, moeten deze worden begeleid door
de persoon die de kwalificatie draagt voor het gebruik van het
ontvlambare koudemiddel.
Voorbereidingswerkzaamheden met betrekking tot de veilig-
heid vóór de installatie
Voordat de apparaten met het ontvlambare koudemiddel worden
onderhouden moet de veiligheid worden geïnspecteerd om het
brandgevaar tot het minimum te beperken.
De werkzaamheden zullen worden uitgevoerd volgens een gecon-
troleerde procedure om tijdens de werkzaamheden het risico van
ontvlambaar gas of ontvlambare damp te minimaliseren.
Detectie van ontvlambare koudemiddelen
In geen geval mogen er potentiële ontstekingsbronnen worden ge-
bruikt bij het zoeken of detecteren van lekkage van koudemidde-
len. Een halogenide zaklamp (of elke andere detector met een
/h
3
open vlam) mag niet worden gebruikt.
Omgeving controleren
2
• Alle onderhoudspersoneel en andere mensen die in de nabijheid
werken moeten worden geïnstrueerd over de aard van de uit te
voeren werkzaamheden. Werk in afgesloten ruimten moeten
worden vermeden. Het gebied rondom het werkgebied moet
worden afgescheiden. Zorg ervoor dat de omstandigheden bin-
nen het gebied veilig zijn gemaakt door controle op ontvlambaar
materiaal.
• Vóór en tijdens de werkzaamheden moet het gebied met een
daartoe geschikte detector van koudemiddelen worden gecon-
troleerd om ervoor te zorgen dat de technicus zich bewust is
van mogelijk giftige of ontvlambare atmosferen.
Zorg ervoor dat de gebruikte lekdetectieapparatuur geschikt is
voor gebruik met alle toepasselijke koudemiddelen, d.w.z. vonk-
vrij, adequaat afgedicht of wezenlijk veilig is.
• Niemand die werkzaamheden uitvoert in verband met een koel-
systeem waarbij de blootstelling van leidingen betrokken is,
moet eventuele ontstekingsbronnen op zo'n manier gebruiken
dat deze kunnen leiden tot brand of ontploffing. Alle mogelijke
ontstekingsbronnen waaronder het roken van sigaretten moeten
op voldoende afstand worden gehouden van de plaats van in-
stallatie, reparatie, verwijdering en afvoer waarbij mogelijk kou-
3
demiddel in de omringende ruimte kan worden vrijgegeven.
Voorafgaand aan de werkzaamheden moet het gebied rond de
apparatuur worden onderzocht om er zeker van te zijn dat er
geen brandgevaar of ontstekingsrisico bestaat. Er worden "Niet
roken"-borden opgehangen.
• Als er hitte-stralende werkzaamheden op het koelsysteem of
bijbehorende onderdelen moeten worden uitgevoerd, zullen er
passende brandblusmidddelen beschikbaar worden gesteld.
34
NEDERLANDS