Sensoren registreren en identificeren
9
Sensoren registreren en identificeren
De sensoren en de positie ervan moeten door het stuurapparaat geregistreerd
worden. Ga hiervoor als volgt te werk:
➤ Schakel het contact in.
➤ Zet het voertuig in de achteruitversnelling.
✓ Het stuurapparaat registreert de aangesloten sensoren.
✓ Het display aan het stuurapparaat geeft LE aan.
✓ Uit de luidspreker weerklinken meermaals korte akoestische signalen.
Als de registratie afgesloten is, knippert de indicatie LE op het display. Nu moeten de
sensoren door het stuurapparaat geïdentificeerd worden.
➤ Plaats het voertuig zodanig dat rondom minstens 1,5 m plaats blijft, zodat de
sensoren geen hindernissen kunnen raken.
➤ Schakel het contact uit en weer in.
➤ Zet het voertuig in de achteruitversnelling.
➤ Druk beide toetsen aan het stuurapparaat samen langer dan drie seconden in.
✓ Het stuurapparaat registreert de aangesloten sensoren.
Als de registratie afgesloten is, weerklinkt een lang signaal uit de luidspreker. Nu
moeten de sensoren door het stuurapparaat geïdentificeerd worden.
Het display toont een looplicht en uit de luidspreker weerklinken meermaals korte
akoestische signalen.
➤ Ga overeenkomstig uw gekozen montage-alternatief (afb. 6) als volgt te werk:
– Alternatief A: gebruik een ca. 0,5 m² groot object (bijv. een stevig karton) en
ga de sensoren 1 tot 6 na elkaar af (afb. b A)
– Alternatief B en C: ga van de bestuurdersdeur uit rond het voertuig van de
eerste tot de laatste sensor (afb. b B en C).
✓ De luidspreker bevestigt elke herkende sensor met een kort signaal.
Als de identificatie afgesloten is, weerklinkt een lang signaal uit de luidspreker.
I
INSTRUCTIE
Als tijdens de procedure een fout optreedt, kunt u de procedure
opnieuw starten door beide toetsen samen langer dan drie seconden in
te drukken.
98
MWE7006
NL