Optimagaz 2 CH 26, code 021636 - Optimagaz 2 V 28, code 021637
2. Voorschriften voor de installateur
Het toestel moet geïnstalleerd en onderhouden
w o r d e n
d o o r
e e n
overeenkomstig de geldende reglementaire teksten
en regels van het vak.
2.1. Reglementaire
installatievoorwaarden
Het toestel moet geïnstalleerd en onderhouden worden
door een gekwalificeerd vakman overeenkomstig de
geldende reglementaire teksten en regels van het vak.
Ondermeer de normen NBN D 51.003, NBN B 61.001,
NBN D 30.003 en het Algemeen Reglement op de
Elektrische Installaties (A.R.E.I.).
2.2. De stookplaats
De stookplaats zal aan de voorschriften die in voege
zijn, moeten beantwoorden.
De ketel moet geïnstalleerd worden in een geschikt en
goed verlucht lokaal.
Gas : Het volume van luchtverversing moet ten minste
egaal zijn aan (P(kW) x 2 ) m3/h.
De installatie van dit materiaal is verboden in een
badkamer of een waterplaats.
Dit lokaal zal niet vochtig zijn ; de vochtigheid is
schadelijk voor elektrische onderdelen. In een lokaal
met vochtige vloer is het aangeraden een voetstuk te
voorzien van voldoende hoogte.
OPGEPAST : De waarborg op de warmtewisselaar zou
uitgesloten worden in geval van plaatsing van het
toestel in een chloor -of andere korosief gashoudende
omgeving (kapsallon, wasserij, enz...).
Het toestel moet zodanig ingeplant worden dat de
toegankelijkheid aan de verschillende toebehoren
mogelijk blijft ; voldoende ruimte rond het toestel
voorzien.
Eventueel, de ketel op trilvrije contactblokken plaatsen
of op ook welk ander materiaal dat aangepast is om het
geluidsniveau te beperken dat te wijten is aan trillende
verspreidingen.
Vloeren : Zorg ervoor dat zij niet bestaan uit of bedekt
zijn met ontvlambaar materiaal of verslechteren onder
invloed van de warmte (tapijt, enz,).
Als dit het geval is, een geschikte bescherming
voorzien, bijvoorbeeld een staalplaat.
2.3. Afvoerleiding (Schoorsteen)
De afvoerleiding moet overeenkomen met de geldende
reglementaire teksten en regels van het vak.
De afvoerleiding moet de juiste afmetingen hebben.
De schoorsteen mag niet op meer dan één toestel
aangesloten worden.
De schoorsteen moet waterdicht zijn.
Ze zal een voldoende thermische isolatie hebben.
2.4. Aansluitleiding (Schoorsteen)
De schoorsteenaansluiting moet overeenkomen met de
geldende reglementaire teksten en regels van het vak.
8
g e k w a l i f i c e e r d
v a k m a n
De schoorsteenleiding mag geen kleinere diameter
hebben dan de gasafvoerbuis van het toestel.
De plaatsing van een trekregelaar is aanbevolen
wanneer de depressie in de schoorsteen hoger is dan
30 Pa.
De verbindingspijp moet demonteerbaar zijn.
De afvoerbuis achter het toestel zal op dichte wijze op
de schoorsteen verbonden worden.
De reinigings-T is niet nodig omdat de recuperatie
van de condensaten in de ketel is ingebouwd (fig. 14).
2.5. Aansluitleiding
(Muurdoorvoerleiding)
De stookketel moet verplichtend aangesloten worden :
-
Hetzij aan het horizontale systeem van concentrische
buizen voor rookafvoer en luchttoevoer type C13.
-
Hetzij aan het verticale systeem van concentrische
buizen voor rookafvoer en luchttoevoer type C33.
-
De verbindingspijp moet demonteerbaar zijn.
F
Zie lijst van de elementen die gebruikt moeten
worden bladzijde (Bladz. 5).
2.5.1. Concentrische muuraansluiting (Type C13)
Reglementering
De leiding moet door de muur rechtstreeks buiten
uitkomen.
De opening van rookuitlaat en luchttoevoer moet
geplaatst worden op ten minste 0,40 m van iedere
opengaande deur of venster en 0,60 m van iedere
luchtopening voor de ventilatie (fig. 8).
Als de afvoer op openbare of eigen weg gebeurt, moet
de opening op ten minste 1,80 m van de grond
geplaatst worden en beschermd zijn van iedere
buitentussenkomst die schadelijk zou zijn voor de
goede werking van deze installatie (fig. 9). Als de straat
of eigen weg ver genoeg ligt, mag de opening van
rookuitlaat –luchttoevoer op minder dan 1,80 m van de
grond uitkomen (fig. 10).
I n d i t g e v a l i s h e t a a n g e r a d e n v a n e e n
b e s c h e r m i n g r o o s t e r
verbrandingsrisico's te vermijden.
Wa n n e e r h e t e i n d s t u k b o v e n e e n h o r i z o n ta l e
oppervlakte uitkomt (grond, terras) moet een afstand
van 0,30 m worden voorzien tussen de onderkant van
het eindstuk en de oppervlakte.
-
De maximale toegelaten lengten eerbiedigen, zie
bladzijde 5.
-
Kontroleren dat de leidingen luchttoevoer en
rookafvoer goed dicht zijn.
Montage van de muurdoorvoerpijp
De verschillende elementen in elkander schuiven
(eindstuk, leiding ; bocht, enz.).
-
De dichting met vloeibaar zeep bestrijken om het
inschuiven te vergemakkelijken.
-
De lengte van de leiding aanpassen.
-
Zo veel mogelijk de verlengstukken van grote lenten
gebruiken om het aantal verbindingen te beperken.
-
De instructies van de leverancier volgen.
Voorschriften voor de installateur
t e
p l a a t s e n
Gebruiksaanwijzinge "1204"
o m