IN S TA LLA TIE H A N DLE ID IN G
5.1.5 Aandachtspunten t.b.v. plaatsing
•
Breng zelf geen wijzigingen aan de haard aan.
!Let op
•
Gebruik schone stoffen handschoenen, vermijd vingerafdrukken op de haard en kachelpijpen.
•
Plaats de haard afhankelijk van het type ophanging op een vloer, tegen een wand of aan een plafond met
voldoende draagkracht.
•
Plaats, in geval van een brandbare vloer, een brandwerende vloerplaat. De vloerplaat van niet-brandbaar
materiaal dient minimaal 300 mm voor de haard uit te steken en minimaal 300 mm breder te zijn dan de
haard.
Controleer deze afstanden, voor plaatsing, aan de hand van de geldende nationale/lokale wetgeving.
Een vloerplaat beschermt tegen gloeiende asdeeltjes en voorkomt het vuil worden van bijvoorbeeld een marmeren
!Tip
of plavuizen vloer. Daarom adviseren wij het gebruik van een brandwerende vloerplaat ook bij plaatsing van
toestellen aan de wand of aan het plafond.
Ø
Controleer op de maatschets van de haard welke diameter kachelpijp u nodig heeft (zie Bijlage 1, tabel 2).
Ø
Gebruik een kachelpijp, die minimaal voldoet aan de normen, zoals vastgelegd in EN 1856-2 T600.
Ø
Plaats de kachelpijpen zodanig, dat nooit een brandgevaarlijke situatie kan ontstaan.
Ø
Houd bij het plaatsen van een vrijstaande haard rekening met de minimaal vereiste ruimte van de haard tot een
niet-brandbare wand. Deze afstand bedraagt 50 mm.
Ø
Houdt bij het plaatsen van de haard en/of de kachelpijpen rekening met de minimale afstand tot brandbare
objecten en materialen zoals aangegeven in Bijlage 1, tabel 2;
Ø
Neem afdoende maatregelen om te hoge temperaturen van een eventuele wand achter de boezem te voorkomen.
Dit geldt ook voor materialen en/of voorwerpen die zich achter de wand bevinden.
Ø
Houdt u zich aan de eisen met betrekking tot het rookgaskanaal, zoals beschreven in paragraaf 5.2.
Voor eventuele toestelspecifieke aanwijzingen verwijzen we naar hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke informatie'.
13
NL