4
Gebruik van uw koelkast
De werkingstemperatuur
instellen
De werkingstemperatuur wordt
geregeld via de temperatuursturing.
Warm
1
2
(Or) Min.
1 = Laagste koelstand (warmste
instelling)
5 = Hoogste koelstand (koudste
instelling)
(Of)
Min. = Laagste koelstand
(warmste instelling)
Max. = Hoogste koelstand
(koudste instelling)
De gemiddelde temperatuur in
de koelkast moet ongeveer +5°C
bedragen.
Kies een stand overeenkomstig de
gewenste temperatuur.
U kunt de werking van uw toestel
uitschakelen door de thermostaatknop
in de stand "0" te draaien.
Merk op dat er in het koelgebied
verschillende temperaturen zijn.
Het koudste gedeelte bevindt zich
onmiddellijk boven het groentevak.
Cold
3
4
5
Max.
De binnentemperatuur hangt ook af
van de omgevingstemperatuur, hoe
vaak de deur geopend wordt en de
hoeveelheid voedsel die in de koelkast
bewaard wordt.
Wanneer u de deur vaak opent stijgt
de temperatuur in de koelkast.
Het is daarom raadzaam om de deur
na elk gebruik zo snel mogelijk te
sluiten.
Gebruik van de
binnengedeelten
Schappen in de koelkast: De afstand
tussen de schappen kan indien
gewenst worden aangepast.
Groentelade: Groenten en fruit kunnen
in dit gedeelte worden geplaatst
en gedurende langere tijd worden
bewaard.
Flessenrek: In dit rek kunnen flessen,
potten en blikjes worden bewaard.
Koelen
Bewaren van voedsel
Het koelkastgedeelte dient voor het
bewaren van verse etenswaren en
dranken.
Bewaar melkproducten in het daartoe
bedoelde vak in de koelkast.
Flessen kunnen in de flessenhouder
worden gezet of in het flessenvak van
de deur.
Rauw vlees kan het best worden
bewaard in een polyethyleen zak
onderaan in de koelkast.
Laat hete voedingswaren en dranken
eerst afkoelen tot kamertemperatuur
voor u ze in de koelkast plaatst.
• Let op
12
NL