Ledigen van het hoofd- en bijwaterreservoir bij opslag of verplaatsing
Indien u het airconditioningstoestel verplaatst of lange tijd niet wilt
gebruiken (1 week of langer), moet u het hoofd- en bijwaterreservoir
volledig leeg laten lopen.
1.
Ledig het hoofdwaterreservoir zoals onder „Ledigen van het
hoofdwaterreservoir" beschreven wordt.
2.
Verwijder de waterslang (7) van het bijwaterreservoir compleet
van de houder aan de achterkant van het airconditioningstoestel.
Plaats de slang in het externe vat. Verwijder de sluitkap van de
waterslang (7) en laat het water volledig in het externe vat lopen.
Controleer of zich de slang (7) veilig in het vat bevindt en dat-
geen water kan overlopen. Water kan voorwerpen en vloerbe-
dekkingen beschadigen en tot stroomschokken leiden (afb. 8).
3.
Zodra het water volledig uit het reservoir gelopen is, plaatst u de
sluitkap stevig op de waterslang (7) en u bevestigt hem weer aan
de houder aan de achterkant van het airconditioningstoestel.
Maak het externe vat leeg.
4.
Stel het airconditioningstoestel weer in werking zoals onder
„Gebruiksaanwijzing" beschreven wordt.
MONTAGE VAN DE UITLAATSLANG
(Bedrijfsmodus KOELEN)
Het airconditioningstoestel biedt u twee mogelijkheden om de uitlaat-
slang te monteren. Trek de uitlaatslang slechts zover uit, dat u hem
bijv. door een raam naar buiten kan leggen. Voor een optimaal vermo-
gen moet echter de lengte tot een minimum beperkt worden. BELAN-
GRIJK: Vermijd a.u.b. overexpansie of knikken van de uitlaatslang
(afb. 1).
1.
Bevestig de uitlaatslang (12) aan de afzuigopening (14) aan de
achterkant van het airconditioningstoestel. Controleer of de
uitlaatslang stevig bevestigd is.
2.
Bevestig het verloopstuk (13) stevig aan het andere einde van de
uitlaatslang (12).
3.
Leg de uitlaatslang (12) met opgezet verloopstuk (13) door een
geopend venster naar buiten en bevestig hem met de bijgaande
lus.
4.
Alternatief kunt u de vensterset gebruiken. Snijd een opening met
een diameter van 138 mm in een venster met enkelvoudige
(afb. 2) of dubbele beglazing (afb. 3) en installeer de set (afb. 4).
Schuif de uitlaatslang (12) zonder verloopstuk (13) door de set
naar buiten.
5.
Wanneer u het airconditioningstoestel niet wilt gebruiken, trekt u
de uitlaatslang weer naar binnen.
GEBRUIKSAANWIJZING
Bedrijfsmodus KOELEN
1.
Steek de stekker in het stopcontact. Leg de luchtuitlaatslang naar
buiten.
2.
Draai de draaiknop van de thermostaat (18) in de richting van
de wijzers van de klok in de hoogste positie.
3.
Druk de bedrijfsschakelaar (15) om het airconditioningstoestel in
bedrijf te stellen. De indicatielampjes van de laatst gekozen
instellingen gaan branden.
4.
Druk de bedrijfsmodustoets (16) op KOELEN. Het indicatielampje
(19) gaat branden.
5.
Druk de ventilatorsnelheidstoets (17) op de positie HOOG. Het
indicatielampje (20) gaat branden.
6.
Zodra de gewenste ruimtetemperatuur bereikt is, drukt u opnieuw
de ventilatorsnelheidstoets (17) op de positie LAAG. Het
indicatielampje (21) gaat branden.
7.
Draai de knop van de thermostaat (18) tegen de richting van de
wijzers van de klok totdat de compressor uitgeschakeld wordt.
De thermostaat handhaaft de gekozen ruimtetemperatuur door het
airconditioningstoestel automatisch in- en uit te schakelen.
8.
Wanneer u het airconditioningstoestel wilt uitschakelen, drukt u
de bedrijfsschakelaar (15) op UIT.
NEDERLANDS
Bedrijfsmodus ONTVOCHTIGEN
1.
Steek de stekker in het stopcontact. Verwijder de luchtuitlaatslang
van het airconditioningstoestel.
2.
Druk de bedrijfsschakelaar (15) om het airconditioningstoestel in
bedrijf te stellen. De indicatielampjes van de laatst gekozen
instelling gaan branden.
3.
Druk de bedrijfsmodustoets (16) op ONTVOCHTIGEN. De
indicatielampjes (22) gaan branden. Het airconditioningstoestel
koelt niet in deze bedrijfsmodus.
4.
Wanneer u het airconditioningstoestel wilt uitschakelen, drukt u
de bedrijfsschakelaar (15) op UIT.
Verstellen van het luchtuitlaatrooster
Neem met beide handen een lamel van het luchtuitlaatrooster (3) aan
de buitenkanten vast en plaats het luchtuitlaatrooster (3) in de
gewenste luchtstroompositie (afb. 6).
Waterreservoir-indicatielampje
Wanneer het waterreservoir vol is, gaat het indicatielampje (22)
branden. Ga te werk, zoals in de aanwijzingen onder „Waterlozing"
beschreven wordt.
REINIGING, ONDERHOUD EN OPSLAG
Wij raden u aan om het airconditioningstoestel vaak te reinigen.
Om het functioneren van het airconditioningstoestel niet nadelig te
beïnvloeden, dient u de instructies voor reiniging, onderhoud en
opslag in acht te nemen.
Wekelijkse reiniging
1.
Voordat u met de reiniging begint, drukt u de bedrijfsschakelaar
(15) op UIT en u trekt de stekker uit het stopcontact.
2.
Voor het reinigen van de beide luchtfilters (5) opent u het
luchtuitlaatrooster (4) en u verwijdert de luchtfilters uit de houders
(afb. 9 + 10). Reinig de luchtfilters voorzichtig met de borstel van
uw stofzuiger. Bij grof vuil reinigt u de luchtfilters voorzichtig in
warm water (ca. 40°C) met een normaal afwasmiddel. Spoel de
luchtfilters zorgvuldig uit en laat ze volledig droog worden. Niet
in de zon leggen om te drogen.
3.
Plaats de luchtfilters (5) weer in de houders en sluit het
luchtuitlaatrooster (4).
4.
Wis alle delen van het airconditioningstoestel van buiten met een
zachte, vochtige doek af. Gebruik geen benzine, verdunner of
andere chemicaliën om het apparaat te reinigen.
5.
Stel het airconditioningstoestel weer in bedrijf zoals onder
„Gebruiksaanwijzing" beschreven wordt.
Onderhoud en opslag
1.
Wanneer u het airconditioningstoestel een langere periode (een
week of langer) niet wilt gebruiken, reinigt u het toestel zoals
onder „Wekelijkse reiniging" beschreven wordt.
2.
Laat het hoofd- en bijwaterreservoir volledig leeg lopen.
3.
Laat het airconditioningstoestel met alle componenten volledig
droog worden.
4.
Het airconditioningstoestel mag niet met vuile luchtfilters en
wanneer zich water in de waterreservoirs bevindt, opgeslagen
worden.
5.
Berg het airconditioningstoestel staande op een koele, droge
plaats op.
15