6.4. Draairichtingcontrole
Voordat u een 3-fasen pomp in bedrijf neemt, dient u de
draairichting te controleren. Bij gebruik van een HOMA-
besturing met draairichting-controle, licht deze bij foutieve
draairichting op. Bij kleinere pompen kann de controle
ook door het observeren van de start-ruk plaatsvinden.
De draairichting is met de klok mee, gezien vanaf de
bovenzijde van de pomp. Tijdens het starten zal de pomp
echter even in tegengestelde richting roteren. Bij grotere
pompen dient de draairichting door een testloop voor
inbouw vastgesteld te worden. Bij vast geϊnstalleerde
pompen kann in noodgeval de opvoerhoogte op
capaciteit bij verschillende draairichtingen vergeleken
worden. De draairichting met de grootste capaciteit of
hoogste opvoerhoogte is de juiste.
Bij een onjuiste draairichting, verwissel dan twee van de
drie fasen van de stroomvoorziening. Bij pompen met een
origineel HOMA-besturing met CEE-netstekker kann de
faseverwisseling door 180°-draaien van de ronde
houderplaat aan de stekkerpolen met een schroevendra-
aier verricht worden.
7. Montage en Installatie
Maximale onderdompeldiepte in acht nehmen (zie
typeplaatje)
Bij gebruik in een pompput, moet de putopening na
montage vaneen begaanbare afdekking worden voorzien.
Schades ten gevolgen van een overstroming door
een storing aan de pomp dient de gebruiker door
trefzekere maatregelen (bijv. installatie van een
alarminstallatie, reservepomp e.d.) uit te sluiten.
7.1. Natte opstelling op Bodemring
De bodemring met bouten aan de zuigaansluiting van de
pomp bevestigen. Aansluitbocht of –knie aan de
persaansluiting aanbrengen.Drukleiding monteren.
Afsluiters, terugslagkleppen, e.d. eventueel volgens
voorschrift monteren. De persleiding dient spanningsvrij
gemonteerd te worden, bij gebruik van een slang als
persleiding, zorg dan voor dat deze niet knikt en dat de
binnendiameter van de slang overeenkomt met de
doorlaat van de persaansluiting.
De pomp aan de handgreep met een touw of ketting in de
vloeistof laten zakken. Als de pomp in modder of ep een
ongelijke bodem wordt opgesteld, is het raadzaam de
pomp op bakstenen te plaatsen.
7.3. Droge opstelling
Voor opstelling van de pomp buiten de verzamelschacht
moet een toeloopleiding op de pomp aangesloten
worden. Voor droge opstelling zijn alleen de uitvoeringen
met mantelkoeling toepasbaar.
De opstelling van de pomp is zowel horizontaal als
verticaal mogelijk
⇒ Pompstaander of montage stoel aan de pomp
monteren.
⇒ Positie van de pompen op de bodem markeren, boren
en de pompen met heavy-duty keilbouten verankeren.
⇒ Zuig- en persleiding met appendages volgens de
algemeen bekende montagevoorschriften
spanningsvrij
monteren.
7.4. Automatische Niveuschakeling
Bij stijging van het waterpeil tot een bepaald maximani-
veu, (inschakelpeil) schakelt de opdrijvende niveuschake-
laar de pomp automatisch in. Wanneer de waterstand
door afpompen op een bepaald minimaniveau (uitscha-
kelpeil) is gezonken, schakelt de niveauschakelaar de
pomp uit.
De schakelafstand tussen minimaal- en maximaniveau is
bij ieder verschillend. Voor een probleemloze werking
dient u zich aan de volgende aanwijzingen te houden:
Het bevestigingspunt als ook de lengte van het vrij bewe-
gende einde van de niveauschakelaarkabel zijn op het
gewenste schakelniveau in te stellen. U moet erop toe-
zien dat het inschakelpeil van de pomp onder de toe-
loopleiding ligt, om terugloop van de vloeistof te vermij-
den. Het uitschakelpeil moet boven de zuigopening van
de pomp liggen, waardoor er zich geen luchtbel in de
pomp terechtkomen kann, wat anders een ontluchting in
het pomphuis noodzakelijk maakt.
In geen geval mag de niveauschakelaar met kabel een-
voudig in de vloeistof geworben worden, daar correcte
schakeling alleen door een scharnierbeweging van de
niveauschakelaar op het bevestigingspunt van de kabel
mogelijk is. Mogelijke gevolgen wanneer u dit niet in acht
neemt zijn o.a. overstromingen (pomp schakelt niet in) en
storing aan de pomp door droogloop (pomp schakelt zich
niet uit).
Bij gebruik van aparte niveauschakelaars voor pomp-
start, pomp-stop en alarm zijn de schakelniveaus als bo-
ven omschreven zelf in te stellen. De alarmniveauschake-
laar moet ca. 10 cm. boven de pomp-inschakelpeil in-
schakelen, maar altijd onder de toeloopleiding.
Belangrijk: Na iedere verandering van de niveauschake-
laarbevestiging dient u de werking door een testloop te
controleren.
8. In bedrijf stellen
De pomp nooit lange tijd droog laten draaien
(overhittingsgevaar).
Natte opstelling
Start het systeem pas op wanneer de het met vloeistof is
gevuld en ontlucht. Open de afsluiter (wanneer aanwezig)
en controleer de positie van de eventuele niveauschake-
laar(s). Bij 3-fasen draairichting controleren (zie punt
6.4.). Pomp via besturingskast in gewenste positie stellen
(handmatig- of automatischbedrijf).
9. Onderhoud en Service
Voor elke arbeid de pomp van de elektro-aansluiting
loskoppelen, om inschakeling van de pomp tijdens de
werkzaamheden uit te sluiten.
Voor aanvang van de werkzaamheden de pomp
grondig met schoonwater reinigen en pomphuis ook van
binnen spoelen. De gedemonteerde onderdelen dienen
afzonderlijk in schoon water te worden schoongespoeld.
Bij een eventueel defect aan de pomp mogen
reparatie-werkzaamheden alleen door een geautoriseerd
vakbedrijf uitgevoerd worden. Ombouw of veranderingen
aan de pomp zijn alleen in samenspraak met de fabrikant
toegestaan. Er mogen alleen originele HOMA onderdelen
gebruikt worden.
Wij wijzen erop, dat wij volgens de product
aansprakelijkheidswet niet aansprakelijk zijn voor schade,
welke door onze machines vooroorzaakt worden en
ontstaan zijn door inadequate reparaties, welke niet door
de fabrikant of een geautoriseerde vakwerplaats
uitgevoerd zijn, of wanneer bij onderdelenwisseling geen
ORIGINELE ONDERDELEN verwerkt zijn.
Voor appendages gelden dezelfde regels.
17