- Dwarsaanslag (13) de gleuf (32) van de zaagtafel in
schuiven.
- Kartelschroef (33) losdraaien.
- Dwarsaanslag (13) draaien tot de gewenste hoekmaat
is ingesteld. De inkeping (w) duidt de ingestelde hoek
aan.
- Kartelschroef (33) weer aanhalen.
- Bij het op maat snijden van vrij werkstukdelen moet de
dwarsaanslag (13) met de aanslagrail (e) van de paral-
lelaanslag (7) worden verlengd (Fig. 31-32)
- Om de dwarsaanslag (13) met de aanslagrail (e) te
verlengen dienen de aanslagrail (e) van de paralle-
laanslag (7) te worden verwijderd. Dan brengt u de
aanslagrail aan d.m.v. de vleugelmoer (f) zoals ge-
toond in fig. 32.
Let op!
- Aanslagrail (e) niet te ver naar het zaagblad toe schui-
ven.
- De afstand tussen aanslagrail (e) en zaagblad (5)
moet ca. 2 cm bedragen. (Fig.31)
9.7 Justeren van de schaal van de dwarsaanslag
(Fig.32)
- Een 90° aanslaghoek tegen het zaagblad (5) leggen.
- Dwarsaanslag (13) verbinden met de aanslagrail (e)
van de parallelaanslag (7) (zie ook punt 9.6).
- Kartelschroef (33) van de dwarsaanslag (13) losdraai-
en.
- Dwarsaanslag (13) zodanig positioneren dat de aan-
slagrail haaks (hoek van 90°) t.o.v. het zaagblad (5)
staat. Dan dwarsaanslag m.b.v. van de 90° hoek exact
uitrichten t.o.v. het zaagblad en de kartelschroef (33)
terug aanhalen.
- Controleren of de dwarsaanslag exact 90° aangeeft.
Indien dit niet het geval is, gaat u als volgt te werk:
- de beide schroeven (o) waarmee de schaal (p) van
de dwarsaanslag (13) op deze is vastgemaakt,
losdraaien zodat u die op de correcte positie kan
afstellen.
- Dan de schroeven (o) terug aanhalen.
9.8 Gebruik van de laser (Fig. 34-35)
- De laser (34) maakt het mogelijk precisiesneden met
uw cirkelzaag uit te voeren.
- Het laserlicht wordt verwekt door een laserdiode die
door twee batterijen wordt gevoed. Het laserlicht
wordt verbreed tot een lijn en komt via de laseruitlaat-
opening te voorschijn. De lijn kan u dan als optische
markering van de snijlijn bij de precisiesnede gebrui-
ken. Volg de veiligheidsinstructies van de laser op.
- Installeren van de batterijen:
- Verwijder de zaagbladafdekking (2) (zie 8.4). De
laser is op het spouwmes (4) gemonteerd en dan
gemakkelijk toegankelijk.
- Breng de schakelaar laser AAN/UIT (35)
- naar de stand 0 (laser UIT).
- Verwijder de batterijvak afdekking (37) door de
schroeven (36) los te draaien. Verwijder nu de
hoek van het deksel batterij (37) door lateraal.
- Installeer de batterijen, neem daarbij de juiste pola-
riteit in acht (zie Fig. 35).
- Breng de batterijvakafdekking (37) terug aan en
maak ze vast d.m.v. de schroeven (36).
- Zaagbladafdekking (2) hermonteren.
- Laser inschakelen: schakelaar laser AAN/UIT (35) naar
de stand I brengen. De schakelaar laser AAN/UIT (35)
is bij gemonteerde zaagbladafdekking (2) gemakkelijk
toegankelijk via een uitsparing in de afdekking (fig. 37).
Vanuit de laseruitlaatopening wordt dan een rode laser-
straal geprojecteerd. Als u tijdens het zagen de laser-
straal langs de snijlijnmarkering leidt zal u erin slagen
schone sneden uit te voeren.
- Laser uitschakelen: schakelaar laser AAN/UIT (35)
38
NL І BE
naar de stand 0 brengen. De laserstraal dooft. Gelieve
de laser steeds uit te schakelen als u hem niet nodig
heeft teneinde de batterijen te ontzien.
- De laserstraal kan door afgezet stof en spaanders wor-
den geblokkeerd. Verwijder daarom deze partikels na
elk gebruik (toestel uitschakelen) van de laseruitlaat-
opening.
- Opmerkingen omtrent de batterijen: Als u de laser een
tijdje niet gebruikt is het aan te raden de batterijen uit
het batterijvak te verwijderen. Door uitlopen van bat-
terijvloeistof zou schade aan het toestel kunnen wor-
den berokkend.
- Batterijen niet op radiateurs afleggen of langdurig aan
de felle zon blootstellen; temperaturen boven de 50° C
zouden schade aan het toestel berokkenen.
9.9 Justeren van de laser (Fig. 36)
Wanneer de laser (34) niet meer de correcte snijlijn
aanduidt kan die worden bijgeregeld. Draai hiervoor de
schroeven (z) los en stel de laser door zijdelingse ver-
schuiving in zodat de laserstraal de snijtanden van het
zaagblad (5) raakt.
10. Bedrijf
Werkinstructies
Na elke nieuwe afstelling is het aan te raden een proef-
snede uit te voeren om de afgestelde afmetingen te con-
troleren. Na het aanzetten van de zaag wachten tot het
zaagblad zijn maximumtoerental heeft bereikt voordat u
de snede uitvoert.
Lange werkstukken aan het einde van het snijden bevei-
ligen tegen neerkantelen! (b.v. afrolstandaard etc.)
Let op bij het insnijden!
Gebruik het toestel alleen met afzuiging.
Controleer en reinig regelmatig de afzuigkanalen.
Geschiktheid van de zaagbladen:
- 24 tanden: zachte materialen, hoge spaanafname, grof
snijbeeld
- 48 tanden: harde materialen, geringere spaanafname,
fijner snijbeeld
10.1 Uitvoeren van langssneden (Bild 38)
Hierbij wordt een werkstuk in lengterichting doorsneden.
Eén kant van het werkstuk wordt tegen de parallelaan-
slag (7) geduwd terwijl de vlakke zijde op de zaagta-
fel (1) ligt. De zaagbladafdekking (2) moet altijd op het
werkstuk worden neergelaten. De werkstand tijdens het
zagen in lengterichting mag nooit in één lijn met het ver-
loop van de snede zijn.
- Parallelaanslag (7) afstellen naargelang van de hoog-
te van het werkstuk en de gewenste breedte (zie 9.4).
- Zaag aanzetten.
- Handen met gesloten vingers plat op het werkstuk leg-
gen en het werkstuk langs de parallelaanslag (7) het
zaagblad (5) in schuiven.
- Met de linker of rechter hand (naargelang de positie
van de parallelaanslag) zijdelings geleiden, maar en-
kel tot de voorkant van de zaagbladafdekking (2).
- Werkstuk steeds tot het einde van het spouwmes (4)
doorschuiven.
- De snijafval blijft op de zaagtafel (1) liggen tot het
zaagblad (5) opnieuw tot stilstand is gekomen.
- Lange werkstukken aan het einde van het snijden be-
veiligen tegen neerkantelen! (b.v. afrolstandaard etc.)
10.1.1 Snijden van smallere werkstukken (Fig. 39)
Langssneden van werkstukken met een breedte van
minder dan 120 mm moeten zeker met gebruikmaking
van een schuifstok (17) worden uitgevoerd. Schuifstok is