6.
GASSEN EN LASDRADEN
6.1. GAS
Het beschermgas heeft een grote invloed op de metallurgische reacties die plaatsgrijpen in de lasboog.
Men onderscheidt twee soorten gassen:
-
inert gas (Metal Inert Gas = MIG) zoals argon (Ar) dat niet reageert (EN 439: groep I).
-
actieve gassen (Metal Activ Gas = MAG) die wel reageren met het gesmolten metaal (EN 439 groep M). Dit
zijn mengsels van gassen die zuurstof (O
beschermgas en het smeltbad te compenseren dient de lasdraad voldoende desoxiderende elementen te
bevatten.
Volgende gassen, met toepassingsgebied en hun voor- en nadelen, worden bij het halfautomatisch lassen
gebruikt:
-
argon (Ar): alleen voor non-ferrometalen en legeringen. bv. aluminium, koper, nikkel.
-
koolzuurgas (CO
): voor ongelegeerd en laaggelegeerd staal en sommige gevulde draden. Met koolzuurgas
2
kan niet in open boog (= sproeiboog) gelast worden.
-
menggas van twee of drie gassen met 75-90% Ar, 5-25% CO
praktisch alle staalsoorten, uitgezonderd roestvast staal. De boog is wat harder dan in een argonatmosfeer
doch zachter dan bij het gebruik van zuiver CO
minder nabewerking vereist is.
menggas voor roestvast staal, argon met 0-2% O
-
Corrosieweerstand van basismetaal wordt niet aangetast en beperkte lasverkleuring, dus minder reiniging na
het lassen vereist.
De benodigde hoeveelheid beschermgas is afhankelijk van de draaddiameter, de grootte van het gasmondstuk,
de lasnaadvorm en de laspositie, de hoogte van de lasstroom en de ter plaatse heersende ventilatie.
De benodigde hoeveelheid menggas is min. 7 en max. 16 liter per minuut; voor argon geldt een benodigde
hoeveelheid van min. 10 en max. 16 liter per minuut.
Vuistregel voor de instelling van de hoeveelheid gas:
Bij de verschillende staalsoorten:
Bij roestvast staal:
Bij aluminiumlegeringen:
6.2. LASDRAAD
De draad, aangevoerd als continu elektrode van de lasboog in een inerte of actieve atmosfeer, is enerzijds het
toevoegmateriaal en anderzijds de positieve pool (anode) van de lasboog. Zijn invloed op de laskwaliteit is dus
van primordiaal belang.
De juiste chemische samenstelling, de exacte diameter, de goede verkopering en de correcte wikkeling zijn
onontbeerlijke parameters voor een regelmatige draadaanvoer, een constante afsmeltsnelheid en een
kwalitatieve neersmelt.
De Lastek draden worden allen nauwkeurig en regelmatig gecontroleerd; ze zijn uitstekend verlasbaar en de
kwaliteit van het neergesmolten metaal is uitstekend.
6.2.1.
LASSEN VAN STAAL
Voor het lassen van gewoon staal neemt men als toevoegmateriaal Lastifil 20 met als gas Ar-CO
l/min). De draaddiameter wordt gekozen in functie van de plaatdikte en van het beschikbare lasvermogen. De
onderstaande tabel kan u helpen als vuistregel bij de draaddiameterkeuze.
Opmerking 1:
de volgende onderdelen dienen vervangen te worden bij het veranderen van draaddiameter:
de contactbuis, de spiraal, de aandrijfwielen, de drukrol (en eventueel het mondstuk).
) en/of koolzuurgas (CO
2
. Dit zorgt voor veel minder spatten zodat na het lassen
2
draaddiameter x 10 = hoeveelheid gas in l/min
draaddiameter x 11 = hoeveelheid gas in l/min
draaddiameter x 12 = hoeveelheid gas in l/min
PLAATDIKTE (mm)
0 tot 1.5
1 tot 5
3 tot 8
6 tot 10
8 tot ...
) bevatten. Om de reacties tussen het
2
en 0-10% O
2
of 0-3% CO
: geen opkoling en geringe oxidatie.
2
2
DRAADDIAMETER (mm)
0.6
0.8
1.0
1.2
1.6
Lastimig 553-753th/t0719-revz0531/nf/rc
. Ze worden gebruikt voor
2
(debiet: 8 tot 20
2
-
13