3. HYDRAULISCHE INSTALLATIE
OPGELET:
Alvorens de brander te starten moet men
ervoor zorgen dat de terugloopleiding
niet verstopt is. Als dat wel zo is, kan de
dichting
van
de
worden.
P 140-200-300 T/G
L in meter
H
in meter
øi
14 mm
0
20
0,5
25
1
30
1,5
35
2
40
De maximale onderdruk mag niet meer zijn dan 0,45 bar (35 cm Hg). Boven die waarde ontstnapt het gas van de
brandstof.
De leidingen moeten volledig luchtdicht zijn.
Als het reservoir lager ligt dan de brander, is het
aangeraden de terugloopleiding op hetzelfde niveau te
brengen dan de aanzuigleiding. In dat geval is de voetklep
noodzakelijk.
Als de terugloopleiding onder het brandstofniveau ligt, is de
voetklep noodzakelijk. Die oplossing biedt minder zekerheid
dan de vorige omdat de voetklep niet altijd even dicht is.
P 140-200-300 T/G
L in meter
H
in meter
øi
14 mm
0
50
0,5
40
1
30
1,5
20
2
10
3
5
H = Niveauverschil;
L = Totale lengte van de aanzuigleiding;
ø
= Binnendiameter. De koperen buizen van ø
i
nen worden vervangen door stalen buizen van G 1/2" ;
de koperen buizen van ø
vervangen door stalen buizen van G 3/4 ".
pomp
beschadigd
P 450 T/G
L in meter
øi
øi
16 mm
16 mm
40
20
45
25
50
30
55
35
60
40
P 450 T/G
L in meter
øi
øi
16 mm
16 mm
60
20
50
18
40
15
30
13
20
10
10
5
14 mm kun-
i
16 en 18 mm kunnen worden
i
øi
18 mm
40
AANZUIGING VAN DE POMP:
45
De stop van de vacuümmeteraansluiting losdraaien
50
(5, fig.1) en wachten tot de brandstof naar buiten
loopt.
55
60
øi
18 mm
40
35
30
25
20
10
52
AANZUIGING VAN DE POMP:
De vacuümmeteraansluiting
(5, fig.1) met brandstof vullen, de
brander starten, ontluchten via de
manometeraansluiting (4, fig.1)
en wachten tot de brandstof naar
buiten loopt. Als de brander in
veiligheid gaat, moet de hele
operatie worden overgedaan.