HYDRAULISCHE INSTALLATIE
Opgelet: vooraleer de brander te starten, controleren of de terugloopbuis niet verstopt is, want daar-
door zou de dichting van de pomp beschadigd kunnen worden.
OPGELET
De pomp is voorzien voor een installatie met twee leidingen.
Verwijder de by-pass schroef (A) bij werking met één leiding.
(Zie figuur hiernaast).
D5219
H = Niveauverschil.
L = Max. lengte van de
aanzuigleiding.
ø i = Binnendiameter van de
leiding.
D5220
Het is noodzakelijk een filter te plaatsen op de voedingslijn van de brandstof.
2354
H
meter
0,5
1
1,5
2
AANZUIGING VAN DE POMP
De stop van de vacuümmeteraansluiting losdraa-
ien (5, fig. 1) en wachten tot de brandstof naar
buiten loopt.
L meter
H
ø i
ø i
meter
8 mm
10 mm
0
35
100
0,5
30
100
1
25
100
1,5
20
90
2
15
70
3
8
30
3,5
6
20
4
NL
L meter
ø i
ø i
8 mm
10 mm
10
20
20
40
40
80
60
100
De maximale onderdruk mag niet meer
zijn dan 0,4 bar (30 cm Hg). Boven die
waarde ontsnapt het gas van de
brandstof.
De
leidingen
moeten
luchtdicht zijn. Het is aangeraden
dat de aanzuig - en de teruglooplei-
ding zich in het reservoir op
dezelfde hoogte bevinden.
In dat geval is de voetklep overbodig,
maar als de terugloopleiding hoger
ligt dan het brandstofniveau is de
voetklep noodzakelijk.
Die oplossing biedt minder zekerheid
dan de vorige wegens een slechte
dichtheid van de klep.
AANZUIGING VAN DE POMP
De brander in werking stellen en de
aanzuiging afwachten. Als de brander
in veiligheid gaat voor er brandstof
wordt toegevoerd moet men minstens
20 seconden wachten vooraleer de
hele operatie te herhalen.
A
D5199
volledig