Zaagtechnieken
• Houd bij het snoeien het apparaat in een
hoek van maximaal 60° ten opzichte van
de waterpaslijn om niet dor een neerval-
lende tak geraakt te worden.
• Scheidingssnede:
Leg het aanslagvlak van de zaag tegen de
tak om plotse bewegingen van de zaag bij
het begin van de snede te vermijden. Bij
de scheidingssnede brengt u de zaag met
lichte druk van boven naar beneden door
de tak.
• Ontlastingsnede:
Voer bij dikke takken een ontlastings-
snede uit om splinters en schade aan de
boomschors te vermijden. Daarvoor zaagt
u eerst van onder naar boven (met de
bovenzijde van het zwaard) 1/3 van de
takdiameter door (a). Zaag dan van boven
naar beneden (met de onderzijde van het
zwaard) op de eerste snede (b).
• Zaag grote takken in stukken af, opdat u
controle over de opslagplaats hebt.
• Zaag de onderste takken aan de boom
eerst af om het neervallen van de gesnoei-
de takken te vergemakkelijken.
• Na beëindiging van de snede wordt het ge-
wicht van de zaag voor de gebruiker abrupt
verhoogd, omdat de zaag niet meer op de
tak steunt. Er bestaat gevaar, de controle
over het apparaat te verliezen.
• Trek de zaag enkel met een in werking zij-
nde zaagketting uit de snede om het vast-
klemmen te vermijden.
• Zaag niet met de punt van de snoeiuitrus-
ting.
• Zaag niet in de dikke war, omdat dit de
wondgenezing van de boom verhindert.
Transport
•
Let er bij een wissel van de locatie
op dat het apparaat uitgeschakeld is
en uw vinger de schakelaar "Aan/uit"
niet aanraakt.
•
Draag het apparaat met een naar
achter gericht(e) ketting en zwaard
aan de telescopische steel.
•
Breng voor het transport en de
bewaring van het apparaat de
kettingkast aan.
NL
43