Anleitung BM 51_S_SPK1
17.01.2006
hulpstukken. Bewaar de handleiding toegankelijk
ook voor andere gebruikers van het toestel.
5. Uitlaatgassen zijn gevaarlijk. Start de motor
enkel in open lucht.
6. Vergewis u er zich van dat alle
veiligheidsinrichtingen voorhanden zijn en naar
behoren werken.
7. Het toestel mag enkel door een persoon worden
bediend die ertoe geschikt is.
8. Het maaien van nat gras kan gevaarlijk zijn. Maai
gras zo veel mogelijk droog.
9. Draag uw kinderen of andere personen op, op
afstand van de maaier te blijven.
10. Maai nooit bij slecht zicht.
11. Raap vóór het maaien her en der verspreid
liggende losse voorwerpen van de grond op.
8. Instructies voor het correct maaien
Let op! Open de uitwerpklep nooit als de
grasopvanginrichting leeg wordt gemaakt en de
motor nog draait. Het roterende mes kan letsels
veroorzaken.
Maak de uitwerpklep en de grasopvangzak steeds
zorgvuldig vast. Als u die wilt verwijderen, moet u
voordien verplicht de motor stopzetten.
De door de geleidestangen gegeven
veiligheidsafstand tussen meskooi en gebruiker dient
steeds in acht te worden genomen. Tijdens het
maaien en veranderen van rijrichting op bermen en
hellingen dient u bijzonder voorzichtig te werk te
gaan. Let op een veilige stand, draag schoenen met
slipvaste zolen en een lange broek. Maai steeds
dwars over de helling.
Op hellingen van meer dan 15° mag om
veiligheidsredenen het gras niet met de maaier
worden afgereden.
Wees bijzonder voorzichtig bij het achteruit bewegen
en trekken van de maaier. Struikelgevaar!
9. Gras afrijden
Maai enkel met een scherp en intact mes zodat de
grashalmen niet uitrafelen en het gazon niet geel
wordt.
Om een keurig maaipatroon te bereiken leidt u de
maaier in zo recht mogelijke banen. De banen
moeten elkaar steeds overlappen met enkele
centimeters zodat er geen stroken blijven staan.
De onderkant van het koetswerk van de maaier
schoon houden en afgezet gras zeker verwijderen.
Afgezet materiaal bemoeilijkt het starten, doet
13:11 Uhr
Seite 39
afbreuk aan de maaikwaliteit en belemmert het
uitwerpen van het gras. Op hellingen moet de
maaibaan steeds dwars over de helling verlopen. Het
wegglijden van de maaier kan door schuin omhoog
verplaatsen worden voorkomen. Kies de maaihoogte
naargelang de werkelijke lengte van het gras. Maai
in meerdere beurten zodat het gras per beurt
maximaal 4 cm korter wordt gereden.
Voordat u controles van welke aard dan ook aan het
mes uitvoert dient u de motor af te zetten. Denk
eraan dat het mes na het afzetten van de motor nog
enkele seconden blijft draaien. Probeer nooit het
mes te stoppen.
Controleer regelmatig of het mes correct bevestigd,
in perfecte staat en goed geslepen is. Zo niet, het
mes slijpen of vervangen. Indien het roterende mes
een voorwerp raakt, de maaier uitschakelen en
wachten tot het mes helemaal stilstaat. Controleer
vervolgens de toestand van het mes en de
meshouder. Als het mes beschadigd is, moet het
worden vervangen.
Aanwijzingen omtrent het maaien:
1. Let op vaste voorwerpen. De maaier zou kunnen
worden beschadigd of er zouden verwondingen
kunnen worden veroorzaakt.
2. Een warme motor, uitlaat of aandrijving kunnen
brandwonden veroorzaken. Dus niet aanraken.
3. Op hellingen of steil afhellende terreinen
voorzichtig maaien.
4. Onvoldoend daglicht of kunstmatige verlichting
zijn een reden om het maaien te stoppen.
5. Controleer de maaier, het mes en de andere
componenten als u in een vreemd voorwerp bent
gereden of als het toestel sterker vibreert dan
normaal.
6. Verander niet van afstelling of voer geen
herstellingen uit zonder de motor voordien af te
zetten. Trek er de stekker van de
ontstekingskabel af.
7. Let op het wegverkeer op een weg of in de buurt
ervan. Hou de grasuitworp weg van de weg.
8. Vermijdt plaatsen waar de wielen geen grip meer
hebben of het maaien onveilig is. Voordat u
achteruit gaat dient u er zich van te vergewissen
dat geen kleine kinderen achter u zijn.
9. In dicht hoog gras gebruikt u de hoogste
maaistand en maait u trager. Voordat u gras of
andere verstoppingen verwijdert zet u de motor
af en neemt u de ontstekingskabel los.
10. Verwijder nooit onderdelen die de veiligheid
dienen.
11. Giet nooit benzine in de tank als de motor nog
NL
39