Riello RESIDENCE KIS B Mode D'emploi page 65

Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles

Les langues disponibles

P4.26
Wanneer P4.12 = 1, dient deze parameter om het type van de te verwarmen
zone te specificeren.
U kunt kiezen uit de volgende opties:
0 = HOGE TEMPERATUUR (fabrieksinstelling)
1 = LAGE TEMPERATUUR
P4.27
Wanneer P4.12 = 1, dient deze parameter om de setpointwaarde van verwar-
mingszone 1 in te stellen. De fabrieksinstelling van deze parameter is P4.28
en kan geprogrammeerd worden binnen het bereik van P4.29 en P4.28.
P4.28
Deze parameter dient om de maximale verwarmingssetpoint die kan worden
ingesteld voor zone 1 te specificeren:
- bereik 20°C - 80,5°C, default 80,5°C voor hogetemperatuursystemen
- bereik 20°C - 45°C, default 45°C voor lagetemperatuursystemen.
N.B.: de waarde van P4.28 kan niet kleiner zijn dan die van P4.29.
P4.29
Deze parameter dient om de minimale verwarmingssetpoint die kan worden
ingesteld voor zone 1 te specificeren:
- bereik 20°C - 80,5°C, default 40°C voor hogetemperatuursystemen
- bereik 20°C - 45°C, default 20°C voor lagetemperatuursystemen
N.B.: de waarde van P4.29 kan niet groter zijn dan die van P4.28.
P4.30
Deze parameter dient om de warmteregelingmodus voor zone 1 in te scha-
kelen wanneer het systeem een aangesloten buitentemperatuursonde heeft.
De fabrieksinstelling is 0, de ketel werkt voor zone 1 altijd rond een vast punt;
sluit een buitentemperatuursensor aan om de ketel te doen werken in de
klimaatmodus en stel de parameter in op 1, sluit een buitentemperatuursen-
sor aan.Met een losgekoppelde buitentemperatuursonde werkt de ketel altijd
rond een vast punt.
Zie paragraaf "13.5 De warmteregeling instellen" voor meer details over deze
functie.
P4.31
Deze parameter dient om het aantal compensatiegrafieken voor zone 1 in te
stellen die de ketel gebruikt wanneer het in de klimaatmodus werkt.
De fabrieksinstelling van deze parameter is 2,0 voor hogetemperatuursys-
temen en 0,5 voor lagetemperatuursystemen. De parameter kan ingesteld
worden binnen het bereik 1,0 - 3,0 voor hogetemperatuursystemen, 0,2 - 0,8
voor lagetemperatuursystemen.
Zie paragraaf "13.5 De warmteregeling instellen" voor meer details over deze
functie.
P4.32
Deze parameter dient om de "nachtcompensatie" voor zone 1 in te schake-
len.
De defaultwaarde is 0, stel in op 1 om de functie in te schakelen.
Zie paragraaf "13.5 De warmteregeling instellen" voor meer details over deze
functie.
P5 (menu SANITAIR WARM WATER)
P5.10
Deze parameter dient om de vertraagde start van de ketel in de sanitair-
warmwatermodus in te stellen.
De fabrieksinstelling van deze parameter is 0 en kan geprogrammeerd wor-
den binnen het 0 - 60 seconden bereik.
P5.11
Deze parameter dient om de volgende functies die de werking van de ketel in
de sanitairwarmwatermodus betreffen in te schakelen:
0 = geen functie; de ketel in de sanitairwarmwatermodus start onmiddel-
lijk en gebruikt de bijbehorende sanitairwarmwaterthermostaten, d.w.z.
schakelt uit op setpoint +5°C en terug in op setpoint +4°C (fabrieksin-
stelling)
1 = functie sanitairwarmwatervertraging, d.w.z. de ketel in de sanitairwarm-
watermodus start met een vertraging gelijk aan de waarde van de P5.10
2 = FUNCTIE NIET BESCHIKBAAR OP DIT MODEL
3 = de ketel gebruikt absolute sanitairwarmwaterthermostaten, d.w.z. scha-
kelt in de sanitairwarmwatermodus altijd uit bij 65°C en terug in bij 63°C,
onafhankelijk van de sanitairwarmwatersetpoint die is ingesteld
4 = functies 1 en 3 zijn actief
P6 (menu SOLAR)
Deze parameters moeten worden geprogrammeerd in de
aanwezigheid van een zonnestelsel
P6.01
Deze parameter wordt gebruikt om het beheer van de zonne-energievoor-
raadcilinder vrij te geven, het BE15-hulpstukbord moet gebruikt worden.
de fabrieksinstelling is 0 = beheer van zonne-energievoorraadcilinder uitge-
schakeld, stel de parameter in op 1 om de functie vrij te geven.
P6.02
De parameter dient om de maximumtemperatuur in het bovenste gedeelte
van de voorraadcilinder in te stellen. De fabrieksinstelling is 60°C.
De parameter kan ingesteld worden binnen het bereik 10°C - 130°C.
P6.03
De parameter dient om het temperatuurverschil tussen de verzamellei-
dingsonde en de onderste voorraadcilindersonde voor de warmtebelasting
van de voorraadcilinder te beheren (inschakeling van de zonnepomp).
De fabrieksinstelling is 8°C.
De parameter kan ingesteld worden binnen het bereik 4°C - 30°C.
N.B.: de waarde van P6.03 moet hoger zijn dan die van P6.04.
P6.04
De parameter dient om het temperatuurverschil tussen de verzamellei-
dingsonde en de onderste voorraadcilindersonde voor de onderbreking van
de warmtebelasting van de voorraadcilinder te beheren (uitschakeling van
de zonnepomp).
De fabrieksinstelling is 4°C.
De parameter kan ingesteld worden binnen het bereik 4°C - 30°C.
N.B.: de waarde van P6.04 moet lager zijn dan die van P6.03.
P6.05
De parameter dient om de tijd van de vertraging van de integratie met zon-
ne-energie door de ketel in te stellen
De fabrieksinstelling is 0 min.
De parameter kan ingesteld worden binnen het bereik 0min - 180min.
P6.06
Met deze parameter stelt u de minimumtemperatuur van de verzamelleiding
in voor de inschakeling van de antivriesfunctie van de zonneverzamelleiding.
De fabrieksinstelling is: - - ° (antivries van zonneverzamelleiding uitgeschakeld).
De parameter kan ingesteld worden binnen het bereik -30°C - +5°C.
P6.07
Parameter voor het instellen van de maximumtemperatuur van de verzamel-
leiding voor de vergrendeling van de zonneverzamelleidingpomp (systeem-
beveiliging).
De pomp wordt vervolgens vrijgegeven zodra de temperatuur van de verza-
melleiding daalt tot onder [P6.07 - 10°C].
De fabrieksinstelling is 110°C.
De parameter kan ingesteld worden binnen het bereik 80°C - 180°C.
N.B.: De waarde van P6.07 moet hoger zijn dan die van P6.08.
P6.08
Parameter voor het instellen van de maximumtemperatuur van de verzamel-
leiding voor de inschakeling van de koelfunctie van de zonneverzamelleiding.
De fabrieksinstelling is 110°C.
De parameter kan ingesteld worden binnen het bereik 80°C - 180°C.
N.B.: De waarde van P6.08 moet lager zijn dan die van P6.07.
P6.09
Parameter voor het instellen van de minimumtemperatuur voor de vrijgave
van de zonneverzamelleidingpomp.
De fabrieksinstelling is 40°C.
De parameter kan ingesteld worden binnen het bereik -20°C - +95°C.
N.B.: De waarde van P6.09 moet hoger zijn dan die van P6.10.
P6.10
De parameter dient om de minimumtemperatuur voor de uitschakeling van
de zonneverzamelleidingpomp in te stellen.
De fabrieksinstelling is 35°C.
De parameter kan ingesteld worden binnen het bereik -20°C - +95°C.
N.B.: De waarde van P6.10K moet lager zijn dan die van P6.09.
P6.11
De parameter dient on de PWM-modulatieperiode van de zonnepomp in te
stellen.
De fabrieksinstelling is 0min (modulatiefunctie van zonneverzamelleiding-
pomp uitgeschakeld).
De parameter kan ingesteld worden binnen het bereik 0min - 30min.
P6.12
Parameter voor vrijgave/uitschakeling van de koelfunctie van de voorraadci-
linder; er zijn twee opties voorzien:
0= FUNCTIE NIET ACTIEF (fabrieksinstelling)
1= FUNCTIE ACTIEF
P6.13
Parameter om de werking van de zonneverzamelleidingpomp te configure-
ren; er zijn drie opties voorzien:
0= OFF (fabrieksinstelling) ==> de zonneverzamelleidingpomp staat altijd
uit
1= ON ==> de zonneverzamelleidingpomp staat altijd aan
2= AUTO ==> de zonneverzamelleidingpomp schakelt in en uit volgens de
regels van het zonne-energiebeheer
RESIDENCE
65

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières