b
Het maximaal toelaatbare drukverschil (25 Pa) tussen de inlaat van
verbrandingsproducten en de luchtuitlaat van een collectief rookka-
naal mag niet worden overschreden wanneer 1 ketel op de maxima-
le nominale thermische capaciteit werkt en 1 ketel op de minimale
thermische capaciteit die de bedieningselementen toestaan.
b
Het collectieve rookkanaal moet geschikt zijn voor een overdruk van
minstens 200 Pa.
b
Het collectieve rookkanaal mag niet zijn uitgerust met een wind-
breek-/winddichtingsapparaat.
Nu is het mogelijk om de bochten en verlengstukken te monteren,
beschikbaar als accessoires, op basis van het gewenste type installatie.
De maximaal toegestane lengte van het rookkanaal en van het
luchtaanzuigkanaal staan vermeld in de handleiding van het apparaat.
Nu is het mogelijk om de bochten en verlengstukken te monteren,
beschikbaar als accessoires, op basis van het gewenste type installatie.
De maximaal toegestane lengte van het rookkanaal en van het
luchtaanzuigkanaal staan vermeld in de handleiding van het apparaat.
Geef met installatie C (10) in alle gevallen het aantal
ventilatorsnelheden (rpm) op het label naast het typeplaatje aan.
12.16 Het verwarmingssysteem vullen en ontluchten
Opgelet: Wanneer de lucht uit de ketel wordt geëlimineerd met de
ontluchtingskraan (A), wordt de sifon gevuld ("12.19 Condenssifon");
controleer of het peil ervan niet hoger staat dan het peil aangegeven
op de afbeelding, sluit zo nodig de ontluchtingskraan (A).
Opgelet: voer het vullen de eerste maal uit door aan de driewegklep
(open positie) te draaien wanneer de ketel UIT staat.
Opgelet: telkens als de ketel stroom krijgt toegevoerd, wordt de auto-
matische ontluchtingscyclus uitgevoerd.
Opgelet: de aanwezigheid van een wateralarm (E040, E041 of E042)
verhindert dat de ontluchtingscyclus wordt uitgevoerd. De vraag om
sanitair warm water tijdens de ontluchtingscyclus onderbreekt de ont-
luchtingscyclus.
Vul het verwarmingssysteem als volgt zodra de hydraulische verbindin-
gen zijn uitgevoerd:
- Druk op knop 1 om de ketel UIT te zetten
- Open de ontluchtingskraan (A) en de driewegklep op de open positie
(B)
- Sluit de ontluchtingskraan (A ) na ongeveer 1 minuut
- Wacht zodat de druk kan stijgen: controleer of het 1-1,5 bar bereikt;
sluit vervolgens de driewegklep op de gesloten positie (B).
Opgelet: als de leidingdruk lager dan 1 bar is, laat dan de driewegklep
(B) openstaan tijdens de ontluchtingscyclus en sluit het na het beëindi-
gen van de ontluchtingscyclus.
- Sluit de stroomtoevoer enkele seconden af om de ontluchtingscyclus
te starten; schakel de stroomtoevoer terug in en laat de ketel UIT
staan. Controleer of de gaskraan gesloten is.
- Als aan het einde van de cyclus de kringloopdruk gedaald is, open
de driewegklep (B) opnieuw om de druk terug naar het aanbevolen
peil te brengen (1-1,5 bar)
De ketel is gebruiksklaar na de ontluchtingscyclus.
- Verwijder alle lucht in het systeem van de woning (radiatoren, zon-
everzamelleidingen, enz.) met de ontluchtingskleppen.
- Controleer opnieuw of de systeemdruk correct is (de ideale druk is
1-1,5 bar) en herstel zo nodig het peil.
- Als er tijdens de werking lucht wordt gedetecteerd, herhaalt u de
ontluchtingscyclus.
- Zodra alle werkzaamheden zijn beëindigd, open de gaskraan en ont-
steek de ketel.
Nu kan elke warmtevraag uitgevoerd worden.
12.17 Het verwarmingssysteem aftappen
Zet de ketel op OFF (uit) alvorens het water af te voeren en sluit de
stroomtoevoer af door de hoofdschakelaar van het systeem op "off"
(uit) te zetten.
- Sluit de kranen van het verwarmingssysteem (indien aanwezig).
- Open de ontluchtingskraan (A)
- Verbind een buis met de afvoerklep van het systeem (C) en draai het
met de hand los om het water er te laten uitstromen.
- Maak de buis los van de afvoerklep van het systeem zodra de werk-
zaamheden zijn uitgevoerd en sluit de afvoerkraan (C) en de ont-
luchtingskraan (A) van het systeem terug.
RESIDENCE
B
open
gesloten
vulling
55