Opwaaien van stof, vloeistoffen, vuildeeltjes en
vonken tijdens het gebruik.
Stofmasker, veiligheidsbril en beschermende
handschoenen dragen.
Lawaai tijdens het gebruik.
Gehoorbeschermer dragen.
Terugslag van het apparaat mogelijk!
Geen onderlegger voor het beperken van de inslagdiepte
gebruiken.
Maak de apparaten niet in een vrije ruimte los,
rondvliegende nieten/nagels mogelijk!
Draag een veiligheidsbril.
Mogelijke letseloorzaken vermijden! Bij de volgende
werkzaamheden de apparaten van de
persluchtaanvoer afkoppelen:
Wisselen van positie of de apparaatschachten.
Voor het op/af klimmen van: ladders, stellingen, trappen,
mobiele werkplatformen, podia, wankele ondergronden
enz.
Ontgrendelborg functioneel houden.
Vermijd het doorslaan van dunnen werkstukken of randen!
Vibraties kunnen bij het gebruik op de gebruiker
overgedragen worden.
Let op struikelgevaar! Let op persluchtslangen die over
de vloer worden geleid, resp. vermijd deze.
Gebruik het apparaat niet voor harde ondergronden
zoals beton, metaal en dergelijke materialen.
Gebruik nooit waterstof-,
zuurstof-, kooldioxide of een
ander gas in flessen als
energiebron voor dit werktuig
omdat dit tot een explosie en
daardoor tot zware letsels
kan leiden.
Draag het apparaat in
gebruiksklare toestand enkel
aan de greep en nooit met
een geactiveerde
ontgrendelinrichting. Let er op
dat bij werkzaamheden geen
dunne werkstukken
doorgeslagen worden en dat
het apparaat niet van hoeken
en kanten afglijdt.
Verbind het werktuig nooit
met een persluchtslang
waarbij de druk van 150 psi of
10,0 bar wordt overschreden.
De slang dient voor een druk
van minimaal 10,3 bar of 150
psi geschikt te zijn, in ieder
geval minimaal op 150 % van
de in het systeem
geproduceerde maximale
druk.
Het werktuig en de
toevoerslang dienen van een
slangkoppeling voorzien te
zijn zodat de druk bij
afkoppelen van de
koppelingsslang volledig
afgeblazen wordt.
Het magazijn mag alleen dan
geladen worden, als het
werktuig al aan de
luchttoevoer is aangesloten.
Het werktuig mag nooit
gebruikt worden, indien de
borg, de trekker of de veren
ontbreken, onbruikbaar of
beschadigd zijn. Verwijder
nooit de borg, de trekker of
de veren.
Controleer voor het gebruik
van dit werktuig of de trekker,
de schroeven en moeren vast
en veilig aangedraaid zijn.
Aan het werktuig mag op
geen enkele wijze zonder
toestemming iets gewijzigd
worden.
Na gebruik en bij niet-gebruik
dient het werktuig altijd van
de luchttoevoer afgekoppeld
te zijn.
Richt de tapse kant van het
werktuig nooit naar jezelf of
naar andere personen. Houd
het apparaat zodanig vast dat
uw hoofd en lichaam bij een
mogelijke terugstoot niet
verwond kunnen raken.
Ontgrendel het
inslagapparaat nooit in een
vrije ruimte.