10. Het toestel in de nabijheid van personen of dieren gebruiken
Gebruik het toestel in een goed geventileerde ruimte waar de concentratie schadelijke stoffen
niet overschreden wordt.
Een goede luchttoevoer is gegarandeerd wanneer het volume van de ruimte (in m³) minstens
30 keer zo groot is als het nominaal vermogen (in kW) van alle ingeschakelde toestellen in die
ruimte. Een luchttoevoer door ramen en deuren of andere openingen is gegarandeerd als hun
volume (in m³) van minstens 0.003 keer zo groot is als het nominaal vermogen (in kW) van
alle ingeschakelde toestellen in die ruimte.
Gebruik het toestel niet om stallen of andere dierenverblijven permanent te verwarmen.
11. Gebruik buiten het bereik van personen of dieren
Dit toestel mag enkel worden gebruikt wanneer de nodige luchttoevoer kan worden
gegarandeerd.
Het nodige luchtvolume is gegarandeerd als het volume van de ruimte (in m³) minstens 10
keer zo groot is als het nominaal thermisch vermogen (in kW) van alle ingeschakelde toestellen
in die ruimte.
Een normale luchttoevoer moet gegarandeerd zijn door middel van deuren en ramen.
12. Ventilatie tijdens de zomer
Dit toestel kan ook als ventilator gebruikt worden. Om het toestel als ventilator te gebruiken,
ontkoppel het van de gasfles en zet de schakelaar op I.
Volg de juiste procedure en ontkoppel het toestel van het lichtnet als het toestel reeds eerder
is gebruikt in verwarmingsmodus. Zie hoofdstuk Het toestel uitschakelen.
13. Reiniging en onderhoud voor de gebruiker
Alle reinigings-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden (bv. vervangen van een beschadigde
voedingskabel, herstellen van de brander) moeten worden uitgevoerd door de fabrikant, zijn
dienst-na-verkoop of een vakman om gevaar te vermijden, zelfs als het toestel van het lichtnet
ontkoppeld is.
Reinig het toestel na elk gebruik en voordat u het toestel opbergt.
Controleer regelmatig de brander wanneer het toestel in een stoffige omgeving wordt gebruikt.
Controleer de flexibele gasslang en de netaansluiting alvorens het toestel te gebruiken.
Contacteer een vakman wanneer u twijfelt over de kwaliteit van de gasslang.
Herstel of reinig nooit een ingeschakeld toestel.
Ontkoppel het toestel van het lichtnet voor elk onderhoud, herstel of reiniging. Zie hoofdstuk
Het toestel uitschakelen.
Voor de reiniging van het toestel zijn geen speciale gereedschappen vereist. Controleer altijd of
er geen gaslek is in het circuit of bij de aansluitingen, en zorg ervoor dat de gasdruk correct is
voor elke reiniging van het toestel.
Onderhoud dient minstens 1x per jaar te gebeuren.
Laat reparaties uitsluitend uitvoeren door een vakman. Open het toestel nooit zelf!
Ontkoppel de gasslang en bewaar het toestel op een droge, propere, stofvrije en veilige plaats
buiten het bereik van kinderen.
Sluit steeds eerst de afsluiter van de gasfles wanneer het toestel niet gebruikt wordt.
Te gebruiken met cilinders van ong. Ø 30 cm, H 55 cm.
Gebruik enkel een gasslang conform EN 16436-1:2014+A1 klasse 2 met een diameter van min.
6.3 mm en een aanbevolen lengte van 1.5 m.
Gebruik dit toestel uitsluitend met een regulator conform EN 16129 (G31:700 mbar).
V. 01 – 20/06/2019
FT10CN/FT15CN/FT30CN
17
©Velleman nv