Veiligheidsvoorschriften
2. Voor het maaien:
· Nooit maaien zonder stevig schoeisel en lange kledij. Nooit op
blote voeten of met open schoenen maaien.
· Meegeleverde botsbescherming resp. vangvoorziening aanbrengen.
Op juiste bevestiging letten. Het is verboden om het apparaat zonder
of met beschadigde beschermingsvoorzieningen te gebruiken.
· Het terrein waarop de maaier gebruikt gaat worden moet worden
gecontroleerd en alle voorwerpen die door de maaier kunnen
worden meegenomen of weggeslingerd moeten worden verwijderd.
· De maaier moet worden gecontroleerd op beschadiging van
bevestigingsonderdelen, beschadiging of sterke slijtage
· Ingeval van vervanging inbouwaanwijzingen in acht nemen
· De grasopvangvoorziening regelmatig op slijtage of op werking
controleren.
·
pparaten met 4-taktmotor moeten voor de eerste ingebruikname
van motorolie worden voorzien (zie „Olie bijvullen").
· Voor ieder begin van de maaiwerkzaamheden oliepeil controleren.
· W
RSCHUWING – Benzine is licht ontvlambaar!
· De brandstof in daarvoor bedoelde reservoirs bewaren.
·
lleen in de open lucht tanken.
· Niet roken, geen open vuur.
· Voor het starten van de motor brandstof (NORM LE BENZINE) bijvullen.
· Tank altijd goed afsluiten.
·
ls de motor draait of bij een motor op bedrijfstemperatuur mag niet
worden bijgetankt of mag het tankdeksel niet worden geopend.
·
ls er sprake is van lekkage van benzine mag niet geprobeerd
worden de motor te starten. In plaats daarvan moet de maaier worden
verwijderd van de plaats waar zich de benzine bevindt. De motor mag
niet worden gestart als de benzine nog niet vervluchtigd is.
· Defecte geluiddempers vervangen.
· Voor gebruik moet altijd visueel gecontroleerd worden of de
snijgereedschappen, bevestigingsbouten en de totale snijeenheid versleten
of beschadigd zijn. Ter voorkoming van onbalans mogen versleten
· Uit veiligheidsoogpunt moet een beschadigde tankafsluiting worden
vervangen.
·
ansluitingen van benzineleidingen, luchtfilters, etc.. op juiste
bevestiging controleren.
3. Bij het starten:
· Motor alleen inschakelen als uw handen en voeten zich op een
veilige afstand van de snijgereedschappen bevinden.
· Snijgereedschap en aandrijving uitschakelen voordat u de motor start.
· Bij het starten van de motor mag de grasmaaier niet getuimeld
worden. Dit geldt niet als de grasmaaier bij de werkzaamheid
moet worden opgetild. In dit geval moet de maaier zover worden
getuimeld als noodzakelijk is en moet alleen de door de gebruiker
gebruikte kant worden opgetild.
· De verbrandingsmotor niet in een afgesloten ruimte laten draaien,
omdat er gevaarlijke koolmonoxide kan ophopen.
· Motor op een egaal oppervlak starten, niet in hoog gras.
· Motor niet starten als u voor het uitwerpkanaal staat.
4. Tijdens het maaien – voor uw veiligheid:
· Pas op! Snijgereedschap kan na uitschakeling nog blijven bewegen!
· Het draaiende snijgereedschap niet aanraken!
· De door de draagarmen bepaalde veiligheidsafstand moet in acht
worden genomen!
· Motor alleen inschakelen als uw voeten op een veilige afstand ten
opzichte van de snijgereedschappen staan.
· Op een veilige stand letten, vooral op hellingen. Nooit rennen,
rustig lopen.
·
ls uw maaier van wielen is voorzien, moet de machine altijd dwars
ten opzichte van de helling staan en mag nooit recht vooruit of
achteruit worden gereden.
· Op hellingen moet bijzonder voorzichtig te werk worden gegaan als
van rijrichting wordt veranderd.
· Niet maaien op erg steile hellingen.
· Ga erg voorzichtig te werk als u de maaier keert en naar u toetrekt.
· Maaier
uitschakelen
ingeval
transporteren, bijv. van/naar het gazon of over wegen.
· De grasmaaier noot met beschadigde veiligheidsvoorzieningen
of roosters of zonder aangebrachte veiligheidsvoorzieningen
gebruiken, bijv. botsplaten en/of grasopvangvoorzieningen.
· De afstelling van de regelaar van de motor niet veranderen of
doldraaien.
· Handen en voeten nooit in de buurt van roterende onderdelen
houden. Nooit voor de uitwerpopening gaan staan.
·
ls de grasmaaier niet op gazonnen wordt bewogen, moet het
snijgereedschap worden uitgezet.
· Voordat de maaier wordt opgetild of weggedragen, moet de
motor worden uitgeschakeld en moet worden gewacht totdat de
van
tuimelen,
leegrijden
snijgereedschappen tot stilstand zijn gekomen.
· Snijhoogte
alleen
snijgereedschap afstellen.
· Beschermingsklep nooit openen als de motor nog draait.
· Voordat de grasopvangvoorziening wordt verwijderd, moet de
motor worden uitgezet en moeten de messen stilstaan.
· Na het leegmaken grasopvangvoorziening weer zorgvuldig bevestigen.
· Nooit met een draaiende motor over grind rijden – steenslag!
· Indien mogelijk nooit nat gras maaien
·
pparaat uitschakelen, bougiestekker verwijderen en wachten
totdat het apparaat stilstaat, als bijv.:
- een geblokkeerd apparaat wordt gedeblokkeerd of als een
verstopping in het uitwerpkanaal wordt verwijderd.
- de maaier wordt gecontroleerd of gereinigd
- u een vreemd voorwerp heeft aangetroffen moet eerst worden
gecontroleerd of maaier en snijgereedschap beschadigd zijn.
Vervolgens de beschadiging verhelpen.
- de maaier door onbalans sterke vibraties vertoont (in dit geval
gelijk uitschakelen en oorzaak opzoeken).
· Pas op, gevaar bij ondeskundig gebruik van grasopvangvoorziening.
·
ls de maaier een zelfrijvoorziening heeft, moet deze voorziening
worden uitgeschakeld voordat de motor wordt ingeschakeld. Motor
of uitlaat niet tijdens of net na gebruik van de maaier aanraken.
· Hete onderdelen kunnen tot verbrandingen leiden of schrik-
bewegingen veroorzaken die letsel tot gevolg kunnen hebben.
· De motor moet worden uitgezet: – als de maaier wordt weggezet.,
– voordat wordt getankt.
5. Na het maaien:
· Tijdens het nadraaien van de motor moet de gasklep worden
afgesloten. Indien de motor is voorzien van een benzine-
afsluitkraan, moet deze kraan na het maaien worden afgesloten.
· Maaier niet meteen na het uitschakelen in een afgesloten ruimte
zetten, maar eerst in de open lucht laten afkoelen.
· Maaier nooit in een ruimte wegzetten waar hij met open vuur of
vonken in aanraking zou kunnen komen.
· Voordat het apparaat wordt weggezet bougiestekker en – indien
aanwezig – contactsleutel verwijderen.
·
pparaat voor transport optillen:
· nooit met draaiende motor, met motor op bedrijfstemperatuur of
met nog aanwezige bougiestekker.
· Tijdens het in elkaar klappen startkabel uithaken en erop letten, dat
de bowdenkabels niet buigen.
· Motorolie altijd bij een lege, afgesloten tank en warme motor
uitvoeren.
6. Onderhoud
·
lle zichtbare bevestigingsbouten en moeren, vooral die van de
messenbalk, moeten regelmatig op juiste bevestiging worden
gecontroleerd en worden aangehaald.
· Er mogen alleen onderhouds- en reinigingswerkzaamheden aan de maaier
worden uitgevoerd en de beschermingsvoorziening mag alleen worden
verwijderd als de motor stilstaat en de bougiestekker is verwijderd.
· Er moet worden gecontroleerd of alle moeren, pennen en bouten
stevig vastzitten en het apparaat veilig gebruikt kan worden.
· Om brand te voorkomen mogen er zich geen gras, bladeren of
olie in of in de buurt van de motor, uitlaat, accuhouder en de
brandstoftank bevinden.
·
ls het apparaat bij onderhoudswerkzaamheden moet worden
getuimeld, moet de brandstof eerst uit de tank worden verwijderd.
· Het apparaat moet na elk gebruik met een handvegertje
worden gereinigd. Niet met water afspuiten en in elk geval
geen hogedrukspuit gebruiken. Controleren of koelribbels en
aanzuigopeningen schoon zijn.
· De maaier nooit wegzetten in vochtige ruimtes, in de buurt van open
vuur of daar waar een vonk de benzine zou kunnen ontsteken.
·
ls de brandstoftank moet worden geleegd, moet dit in de open
lucht gebeuren. Let erop, dat er geen brandstof gemorst wordt.
of
· Uit veiligheidsoogpunt moeten versleten of beschadigde onderdelen
worden vervangen.
· P S OP! Messen altijd door een vakkundig bedrijf laten vervangen
of laten slijpen, omdat na het losmaken van onderdelen volgens de
veiligheidsbepalingen altijd de onbalans moet worden gecontroleerd!
· Bij reinigings- en onderhoudswerkzaamheden altijd handschoenen
dragen.
·
lleen originele vervangingsonderdelen van WOLF gebruiken.
nders kan niet worden gegarandeerd dat uw maaier aan de
veiligheidseisen voldoet.
bij
uitgeschakelde
motor
of
stilstaand
23