Installatie
2
Plaats de microfoonklem op de zonne-
klep.
Installeer de microfoonklem terwijl de zonneklep
omhoog staat. (Als u de zonneklep lager zet, ver-
mindert de herkenning bij stemopdrachten.)
1
1 Microfoonklem
Als u de microfoon op de
stuurkolom installeert
1
Maak het microfoonstatief los van de mi-
crofoonklem.
Schuif het microfoonstatief om het los te maken
van de microfoonklem.
1
2
3
1 Microfoon
2 Microfoonklem
3 Microfoonstatief
2
Installeer de microfoon op de stuurko-
lom.
1
2
1 Dubbelzijdige tape
2 Installeer de microfoon achter op de stuurko-
lom.
De hoek van de microfoon afstellen
Verbindingen
Belangrijk
! Als dit toestel wordt geïnstalleerd in een voer-
tuig met een contactschakelaar zonder ACC-
stand (accessoirestand), kan de accu leeglo-
pen als de rode kabel niet wordt aangesloten
op de aansluiting die de bediening van de
contactschakelaar herkent.
ACC-stand
Geen ACC-stand
! Gebruik van dit toestel onder andere omstan-
digheden dan de volgende kan leiden tot
brand of storingen.
— Voertuigen met een accu van 12 volt en nega-
tieve aarding.
— Luidsprekers van 50 W (uitgangswaarde) en
4 W tot 8 W (impedantiewaarde).
! Om kortsluiting, oververhitting en storingen
te voorkomen, moet u onderstaande aanwij-
zingen opvolgen.
— Koppel de negatieve aansluiting van de accu
los voordat u het toestel installeert.
— Gebruik kabelklemmen of plakband om de
bekabeling veilig aan te brengen. Bescherm
de kabels met plakband op plaatsen waar
deze tegen metalen onderdelen liggen.
— Plaats geen kabels in de buurt van beweeg-
bare onderdelen zoals de versnellingspook of
de stoelrails.
— Leg kabels niet op plaatsen die heet kunnen
worden, zoals dicht bij de kachel.
— Sluit de gele kabel niet op de accu aan via
een gat in het motorcompartiment.
— Dek alle ongebruikte kabelaansluitingen af
met isolatietape.
— Maak de kabels niet korter.
— Verwijder nooit de isolatie van de voedingska-
bel van dit toestel om andere apparaten van
stroom te voorzien. De stroomcapaciteit van
de voedingskabel is beperkt.
— Gebruik een zekering met het voorgeschreven
vermogen.
— Verbind de negatieve luidsprekerkabel nooit
rechtstreeks met de aarding.
— Voeg de negatieve kabels van verschillende
luidsprekers nooit samen.
! Als dit apparaat aan staat, wordt het bedie-
ningssignaal doorgegeven via de blauw/witte
kabel. Verbind deze kabel met de afstandsbe-
diening van een externe versterker of met de
bedieningsaansluiting van de automatische
antenne van het voertuig (maximaal 300 mA,
12 V gelijkstroom). Als het voertuig is uitge-
rust met een glasantenne, verbindt u deze
met de voedingsaansluiting van de antenne-
booster.
! Verbind de blauw/witte kabel nooit met de
voedingsaansluiting van een externe verster-
ker of automatische antenne. Anders kan de
accu leeglopen of kan er storing optreden.
! De zwarte kabel is de aarding. Dit toestel
moet gescheiden worden geaard van andere
apparaten (met name apparaten die veel
stroom verbruiken zoals een versterker). An-
ders kan er brand of storing ontstaan wan-
neer de aarding per ongeluk losraakt.
Dit toestel
3
1
2
4 5
6
7
8
1 Ingang stroomkabel
2 Microfooningang
3 Microfoon (4 m)
4 Achteruitgang of subwooferuitgang
5 Vooruitgang (alleen DEH-X5600BT)
6 Antenne-ingang
Hoofdstuk
01
02
23
Nl