Boorbediening (Afb. A, D)
WAARSCHUWING: Om het risico op letsel te
verkleinen, dient u ALTIJD ervoor te zorgen dat het
werkstuk verankerd is of goed is vastgezet. Als u door dun
materiaal boort, gebruikt u een houten "reserveblokkering"
om schade aan het materiaal te voorkomen.
1. Draai de kraag
3
naar het symbool van de hamer nog
veel plezier.
2. Kies het gewenste snelheid/torsie bereik met de
versnellingswisselaar
4
zodat de snelheid en torsie aan de
geplande actie voldoen.
3. Voor HOUT gebruikt u spiraalboren, steekboren, grondboren
of zaagboren. Voor METAAL gebruikt u hoge snelheid
spiraalboren of zaagboren. Gebruik een smeermiddel als
u metaal boort. De uitzonderingen hierop zijn gietijzer en
koper, die droog dienen te worden geboord.
4. Pas altijd druk toe in een rechte lijn met het boortje. Gebruik
genoeg druk om te blijven boren, maar druk niet zo hard dat
de motor vastloopt of het boortje eruitvliegt.
5. Houd het gereedschap stevig met beide handen vast om
tegengewicht te bieden aan de draaiende beweging van de
boor. Als het model niet is uitgerust met een zijhandvat, pak
dan de boor met één hand op het handvat en één hand op
de accuset.
VOORZICHTIG: Boor kan vastlopen als deze te zwaar
belast is zodat hij plotseling uit uw handen kan draaien.
Verwacht altijd dat de motor kan vastlopen. Pak de boor
stevig vast om tegengewicht te bieden aan de draaiende
beweging en om letsel te voorkomen.
6. aLs DE BOOR Is VasTGELOPEn, wordt dit meestal
veroorzaakt doordat hij te zwaar belast is of door onjuist
gebruik. LaaT DE DRUksCHakELaaR OnMIDDELLIJk
LOs, verwijder het boortje uit het werkstuk en stel de reden
van het vastlopen vast. kLIk DE DRUksCHakELaaR nIET
aan En UIT In EEn POGInG OM DE VasTGELOPEn
BOOR WEER TE sTaRTEn — HIERMEE kan sCHaDE
aan DE BOOR WORDEn TOEGEBRaCHT.
7. Om het vastlopen te minimaliseren of om niet door het
materiaal heen te breken, vermindert u de druk op de boor
en haalt u het boortje door het laatst aangeboorde deel van
het gat terug.
8. Laat de motor lopen terwijl u het boortje uit een boorgat
haalt. Hierdoor loopt het niet vast.
9. Met variabele snelheidsboren is het niet nodig om een gat
te maken waar er moet worden geboord. Gebruik een lage
snelheid om het gat aan te boren en versnel dit door harder
op de drukschakelaar te drukken als het gat diep genoeg is
om te boren zonder dat het boortje eruit glipt.
Hamerboorbediening (Afb. A, E)
Alleen DCD737 en DCD795
1. Zet de kraag
3
op het hamerboorsymbool.
2. Selecteer de hoge snelheid
versnellingswissel
4
naar achter te schuiven (weg van
de bithouder).
instelling door de
2
BELanGRIJk: Gebruik hardmetalen boortjes of
alleen metselwerkboortjes.
3. Boor met net genoeg kracht op de hamer zodat deze niet te
veel speling heeft of "hoger" dan het boortje komt. Door te
veel kracht worden er lagere boorsnelheden bereikt, wordt
er teveel hitte ontwikkeld en een lagere boorsnelheid.
4. Boor recht en houd het boortje hierbij in een rechte hoek
ten opzichte van het werk. Oefen niet teveel druk op het
boortje uit als u aan het boren bent omdat hierdoor de
uitsparingen van het boortje vol met puin of zaagsel kunnen
raken en dat resulteert in een lagere boorsnelheid.
5. Als de hamersnelheid tijdens het boren van diepe gaten
langzamer wordt, trekt u het boortje gedeeltelijk uit het gat
terwijl u het gereedschap laat draaien om zo vuil uit het gat
te verwijderen.
OPMERkInG: een soepele, gelijkmatige uitstroom van stof uit
het gat geeft de juiste boorsnelheid aan.
Schroevendraaierbediening (Afb. A, F)
1. Draai de draaimoment kraag
2. Pas het gewenste bereik van snelheid/draaimoment met de
versnellingswissel
4
aan de snelheid en het draaimoment
van de geplande handeling aan.
OPMERkInG: Gebruik de laagste draaimoment instelling
die nodig is om de schroef tot de gewenste diepte te
draaien. Hoe lager het nummer, hoe lager het draaimoment.
3. Plaats het gewenste bevestigingsaccessoire in de
boorhouder zoals u met ieder boortje zou doen.
4. Voer enkele testruns op een proefstukje uit of in gebieden
die niet zichtbaar zijn om de juiste positie van de
koppelingskraag vast te stellen.
Begin altijd met een lagere momentwaarde-instelling, ga
vervolgens naar een hogere momentwaarde-instelling om
schade aan het werkstuk of de bevestiging te voorkomen.
ONDERHOUD
Uw D
WALT gereedschap op stroom is ontworpen om
e
gedurende een lange tijdsperiode te functioneren met een
minimum aan onderhoud. Het continu naar bevrediging
functioneren hangt af van de juiste zorg voor het gereedschap
en regelmatig schoonmaken.
WAARSCHUWING: Om het gevaar op ernstig
persoonlijk letsel te verminderen, zet u het
gereedschap uit en ontkoppelt u de accu, voordat
u enige aanpassing maakt of hulpstukken of
accessoires verwijdert/installeert. Het onbedoeld
opstarten kan letsel veroorzaken.
Aan de lader en de accu kan geen onderhoud worden verricht.
Smering
Uw elektrische gereedschap heeft geen aanvullende
smering nodig.
nEDERLanDs
in de stand van uw keuze.
3
83