inbedrijfstelling
Opgelet
Voordat u ingrepen op het apparaat uitvoert
moet u de elektrische voeding uitschakelen door
middel van de externe schakelaar, aangezien de
zonemodule altijd gevoed is. Om de veiligheid en
de juiste werking van de zonemodule te kunnen
garanderen, moet de inbedrijfstelling worden
uitgevoerd door een bevoegde monteur, die
een door de wet erkende kwalifi catie bezit.
Voorbereidingen voor de inbedrijfstelling
De controles en handelingen die moeten worden
uitgevoerd voor de eerste inbedrijfstelling zijn de
volgende:
- controleer
dat
de
geblokkeerd is/zijn. Deblokkeer ze eventueel door
met een schroevendraaier in te grijpen op de drijfas
nadat u de dop heeft verwijderd;
- controleer dat zich geen lucht bevindt in de
installatieautomaat. Voer een ontluchting uit
m.b.v. de handmatige ontluchtingsklep waarvan de
module is voorzien
- open de ontluchtingskleppen van de radiatoren van
de installatie;
- open geleidelijk de vulkraan aan het begin van de
module en sluit de ontluchtingskleppen van de
radiatoren zodra er water uitkomt;
- controleer dat de druk van het secundaire circuit
dat in verbinding staat met het primaire circuit
stabiel tussen de 0,5 en de 3,0 bar blijft.
Elektrische voeding:
- controleer dat de elektrische verbinding op de
juiste wijze is uitgevoerd, door het monteren van
een tweepolige schakelaar met een minimum
afstand tussen de contactpunten van 3 mm, en dat
de aardleiding op de juiste wijze is aangesloten;
- controleer dat spanning en frequentie van de
netvoeding overeenkomen met de gegevens op
het typeplaatje van de thermische module;
- controleer dat de aansluiting overeenkomt met de
polariteit L-N;
- controleer
de
deugdelijkheid
aardaansluiting.
Aansluiting van de ON/OFF thermostaten en van
de externe sonde (accessoires)
Op de multizone modules MGz I en MGz II kunnen de
kamerthermostaten zone 1 en 2 worden aangesloten.
De uit te voeren handelingen zijn:
- schakel de spanning van de ketel uit
- draai het instrumentenvak nadat u het voorpaneel
heeft gedemonteerd
- verwijder het deksel van het instrumentenvak om
toegang te krijgen tot de klemmenstrook
- verbind de draden van de thermostaat aan de
circulatiepomp(en)
niet
van
de
klemmenstrook volgens de aanwijzingen van TA1
en TA2
- verbind de draden van de externe sonde aan de
klemmenstrook volgens de SE aanwijzingen
- zet het deksel van het instrumentenvak van de
ketel weer op zijn plaats
- schakel de voeding van de ketel in
- zet de ketel in werking volgens de instructies van
de gebruiksaanwijzing.
Aansluiting Clima Manager en Kamersensor
(accessoires)
Om de modulerende randapparatuur aan te sluiten
moet u de BUS interface gebruiken die direct in de ketel
moet worden geïnstalleerd. Volg voor de installatie de
instructies in de Bus kit.
De uit te voeren handelingen voor de aansluiting van
de modulerende randapparatuur zijn:
-
schakel de spanning van de ketel en van
de module uit
-
draai het instrumentenvak nadat u het
voorpaneel van de ketel heeft gedemonteerd
-
verwijder
het
instrumentenvak om toegang te krijgen tot de
achterzijde ervan
-
verbind het paar draden van de
Clima Manager en van de Kamersensor aan de
connectoren van de BUS interface kaart.
-
zet het deksel van het instrumentenvak
van de ketel weer op zijn plaats
-
schakel de voeding van de module in
-
schakel de voeding van de ketel in
-
zet de randapparatuur in werking volgens
de instructies van de gebruiksaanwijzing van de
Clima Manager en van de Kamersensor.
Adressering zone
De modulerende randapparatuur moeten worden
geadresseerd voor de zone waarin ze worden
geplaatst. Elke randapparatuur komt overeen
met een zone en deze wordt prioritair t.o.v. de
overeenkomstige Kamerthermostaat. Voor de
adresseringsprocedure dient u de gebruiksaanwijzing
van de randapparatuur zelf te raadplegen.
Opmerking:
Als de externe sonde niet wordt aangesloten zal
de randapparatuur in de eerste minuten na de
elektrische aansluiting een negatieve temperatuur
tonen (herkenning van de sensor).
deksel
van
het
43
BE