Informatie over het apparaat
Beschrijving van het apparaat
Via het condensatieprincipe zorgt het apparaat voor
het automatisch ontvochtigen van ruimten.
De ventilator zuigt de vochtige ruimtelucht aan via
luchtinlaat (2) door het luchtfilter (3), de verdamper en
de daar achter liggende condensor. Op de koude
verdamper wordt de ruimtelucht tot onder het
dauwpunt afgekoeld. De in de lucht opgenomen
waterdamp slaat als condens, resp. rijp neer op de
verdamperlamellen. Bij de condensor wordt de
ontvochtigde, afgekoelde lucht weer verwarmd en
met een temperatuur die ca. 5 °C hoger is dan de
ruimtetemperatuur weer uitgeblazen. De zo bereide,
droge lucht wordt weer gemengd met de ruimtelucht.
Door de doorlopende circulatie van de ruimtelucht
door het apparaat wordt de luchtvochtigheid in de
opstelruimte
verminderd.
luchttemperatuur en de relatieve luchtvochtigheid,
druppelt het gecondenseerde water doorlopend of
alleen
tijdens
de
condensopvangbak en via de hierin geïntegreerde
afvoeraansluiting in het daaronder geplaatste
condensreservoir (4). Het condensreservoir (4) is
uitgerust met een vlotter voor het meten van het
vulpeil.
Het apparaat is voorzien van een bedieningspaneel (1)
voor de bediening en controle van de werking. Wordt
het maximale vulpeil van het condensreservoir (4)
bereikt,
brandt
het
condensreservoir
("TANK
bedieningspaneel (1) rood. Het apparaat schakelt uit.
Het controlelampje van het condensreservoir gaat pas
weer uit bij het terugplaatsen van het lege
condensreservoir (4).
Optioneel kan het condenswater via een slang aan de
condensaansluiting (6) worden afgevoerd.
NL
Afhankelijk
van
ontdooifasen
in
controlelampje
van
FULL")
op
Bedieningshandleiding – Luchtontvochtiger MD 02-16
Overzicht van het apparaat
de
Nr.
Bedieningselement
de
1
Bedieningspaneel
2
Luchtinlaat
3
Filtergleuf en luchtfilter
4
Condensreservoir
5
Luchtuitlaat
6
Afdekking voor het aansluiten van een slang aan de
condensaansluiting
het
het
1
2
3
4
5
6
E - 2