9.10 Turbofunctie
LET OP:
Bij het mixen van vloeistoffen mag er
maximaal 1 liter in de mixkom 5 zitten,
omdat er anders vloeistof uit kan wor-
den geslingerd.
Gebruik deze functie nooit, wanneer
het roeropzetstuk 31 wordt gebruikt.
Met de turbofunctie kunt u korte tijd snel-
heidsstand 10 (maximum) kiezen. Deze is
bijv. bestemd om noten, kleine hoeveelhe-
den kruiden of uien snel fijn te maken.
-
TURBO 20 is wit verlicht: de functie is
mogelijk.
-
TURBO 20 is rood verlicht: de toets is
geblokkeerd, de functie is niet mogelijk
(bijv. omdat de levensmiddelentempera-
tuur in de mixkom hoger is dan 60 °C).
AANWIJZING: wanneer u toch
nog op de toets TURBO 20
drukt, hoort u een signaal en ver-
schijnt op het display 27 het sym-
bool rechts.
• Druk op de toets TURBO 20 en houd
deze ingedrukt, zolang u de functie no-
dig hebt.
18
NL
AANWIJZINGEN:
• De turbofunctie werkt alleen,
- wanneer het mesinzetstuk 29 niet
draait.
- wanneer de temperatuur van de le-
vensmiddelen in de mixkom 5 lager
is dan 60 °C.
• De snelheid wordt in een mum van tijd
naar stand 10 (maximum) verhoogd.
9.11 Overloop
In de houder voor de mixkom 9 zit een over-
loop 11.
Als er vloeistof uit de mixkom 5 komt, verza-
melt deze zich niet in het basisappa-
raat 13, maar kan via het overloopgat 11
op de ondergrond naar buiten lopen.
9.12 Apparaat starten en
stoppen
• Nadat u één of verschillende waarden
of een programma hebt ingesteld, start
u het apparaat door op de toets
START/STOP 19 te drukken.
• Door opnieuw op de toets START/
STOP 19 te drukken, breekt u een lo-
pend kook- resp. verwerkingsproces af.
11