10
• Zorg ervoor dat serviesgoed en bestek
niet in elkaar schuiven. Meng lepels met
ander bestek.
• Zorg er voor dat glazen andere glazen
niet aanraken
• Leg kleine voorwerpen in de bestek-
mand.
• Leg lichte voorwerpen in de bovenste
korf. Zorg ervoor dat de voorwerpen niet
verschuiven.
• Zorg er voor dat de sproeiarmen vrij kun-
nen ronddraaien voordat u een program-
ma start.
Voor het starten van een
programma
Controleer of:
ONDERHOUD EN REINIGING
Waarschuwing! Schakel het apparaat
uit en trek de stekker uit het
stopcontact voordat u
onderhoudshandelingen verricht.
De filters reinigen
B
A
A1
A2
• De filters schoon zijn en correct zijn ge-
plaatst.
• De sproeiarmen niet zijn verstopt.
• De positie van de items in de mandjes
correct is.
• Het programma van toepassing is op het
type lading en de mate van bevuiling.
• De juiste hoeveelheid afwasmiddel is ge-
bruikt.
• Er regenereerzout en glansmiddel is toe-
gevoegd (tenzij u gecombineerde afwas-
tabletten gebruikt).
• De dop van het zoutreservoir goed dicht
zit.
1. Draai het filter (A) linksom en verwijder
C
het.
2. Haal om het filter (A) te demonteren,
(A1) en (A2) uit elkaar.
3. Verwijder het filter (B).
4. Reinig de filters met water.
5. Zorg er voordat u het filter (B) terug-
plaatst voor dat er geen etensresten of
vuil in en rond de rand van de opvang-
bak zit.
Vuile filters en verstopte sproeiarmen
verminderen de wasresultaten.
Controleer regelmatig de filters en rei-
nig deze zo nodig.