In een bedrijfsklare toestand schakelt de lichtmodule
bij het bewegen van de machine het licht automatisch
in of bij een langere stilstand opnieuw uit.
5.4 Instelling van de snijdiepte
De snijdiepte laat zich in een bereik tussen 0 en 66
mm traploos instellen.
Hiervoor wordt op de volgende manier te werk
gegaan:
Maak de spanhefboom 12 los (afb.1).
Met de invalhendel 13 (afb. 1) stelt u de
snijdiepte in.
De ingestelde diepte is afleesbaar op de schaal
14 (afb. 1). Als wijzer dient daarbij de schuine
kant van de invalhendel.
Trek de spanhefboom 12 (afb. 1) opnieuw vast.
Stel de snijdiepte steeds ca. 2 tot 5
mm groter dan de te snijden
materiaaldikte in.
5.5 Instelling voor schuinsneden
Het zaagaggregaat laat zich voor schuinsneden op
iedere willekeurige hoek van 0 tot 45° instellen.
Breng voor het schuinzetten de machine in
uitgangspositie steun ze zodanig af, dat het
zaagaggregaat kan worden gezwenkt.
Maak de hendel 15 (afb. 1) los.
In overeenstemming met de schaal op het
zwenksegment stelt u de hoek in.
Vervolgens trekt u de hendel 15 (afb. 1) vast.
5.6 Instellen van versteksneden
Maak de aanslag 21 los (afb. 7) en stel de hoek
in volgens de schaal op de geleidingsrail.
Vervolgens teekt u de aanslag opnieuw aan.
Leg de machine nu met de beide arrêteerbouten
aan de onderste kant van het geleidingsrail
tegen het te bewerkend werkstuk en voer de
snede uit door de machine vooruit te schuiven.
Na het snijden brengt u de zaag door terugrijden
weer in de uitgangspositie.
5.7 Invalszagen
Gevaar
Terugslaggevaar bij invalszagen!
Voor het invallen leg de machine
met de achterste kant van de
grondplaat aan een aan het
werkstuk bevestigde aanslag aan.
Houdt bij het invallen de machine
aan de handgrendel goed vast en
schuif ze iets naar voren!
Druk op de drukknop 12 (afb. 1) en zet met de
invalhendel 13 (afb. 1) de machine in de
bovenste stand.
Met de intrekhendel 16 (afb. 1) opent u de
beweeglijke beschermkap volledig zodat de
machine op het te bewerken werkstuk kan
worden geplaatst. Het zaagblad bevindt zich nu
vrij boven het materiaal en kan voor het snijden
uitgericht worden.
Schakel de machine in en duw de invalhendel
13 (afb. 1) naar beneden. Daarmee valt het
zaagblad verticaal in het werkstuk. Daarbij kan
de invaldiepte op de schaal 14 (afb. 1)
afgelezen worden. Het spouwmes zwenkt bij het
invalsproces naar boven weg. Zodra bij het
vooruit bewegen van de machine de spleet
achter het zaagblad vrij komt, keert het
spouwmes in zijn normale stand terug.
Bij herhaaldelijk invalszagen met
dezelfde diepte kan de diepgang
vooringesteld worden.
Hiervoor gaat u op de volgende manier te werk:
Stel de machine op de gewenste snijdiepte.
Open de klemschroef 17 (afb. 2) en zet de
aanslagstang 18 (afb. 2) naar beneden op de
aanslag.
Span de klemschroef opnieuw aan. Na de
beëindiging van het invalszagen zet u de
aanslagstang in de bovenste positie.
5.8 Zagen volgens tekening
met geleidingsrail
Bij het zagen volgens tekening dient de rechter kant
van de geleidingsrail als tekeningswijzer. Dat geldt
-61-