10.2 Richtlijnen voor leidingaansluiting en
afsluitklep
•
Ga nauwkeurig te werk bij het aansluiten van de leidingen en de behandeling
van de afsluitklep.
•
De afgeklemde verbindingsbuis verwijderen
Voor de levering wordt een afgeklemde verbindingsbuis vastgemaakt op de
hoge- en lagedrukkleppen om gaslekken te voorkomen.
Voer stappen 1 t/m 4 uit om de afgeklemde verbindingsbuis te verwijderen
voordat op de buitenunit koelleidingen worden aangesloten.
1 Controleer of de afsluitklep volledig dicht is (volledig rechtsom gedraaid).
2 Sluit een vulslang aan op de inlaatpoort op de lage/hogedrukafsluitklep,
en zuig het gas af dat zich in het buisgedeelte bevindt tussen de
afsluitklep en de verbindingsbuis (torsie 12 N·m).
3 Nadat het gas uit de verbindingsbuis is gezogen, scheidt u de
afgeklemde verbindingsbuis op de in [Fig. 10.2.1] aangegeven plaats en
laat u de koelvloeistof weglopen.
4 Nadat u 2 en 3 voltooid hebt, verhit u het gesoldeerde gedeelde om
de verbindingsbuis te verwijderen.
[Fig. 10.2.1] (p.6)
<A> Afsluitklep (hogedrukzijde/gesoldeerd)
<B> Afsluitklep (lagedrukzijde/gesoldeerd)
Klepstang
A
Volledig gesloten bij levering, en tijdens aansluiten en ontluchten van de
leidingen. Moet vervolgens volledig worden geopend.
<Openen>
• Draai de klepstang linksom met een moersleutel.
• Draai door tot de klepstang vastzit.
<Sluiten>
• Draai de klepstang rechtsom met een moersleutel.
• Draai door tot de klepstang vastzit.
Poort op afsluitklep
B
Voor het ter plaatse ontluchten van de afgeklemde verbindingsbuis, of het
luchtledig maken van de koelleidingen.
(Torsie 12 N·m)
Dop
C
Verwijder de dop om de klepstang te verdraaien. Plaats daarna de dop in
ieder geval terug.
Scheiding afgeklemde verbindingsbuis
D
Gesoldeerd gedeelte afgeklemde verbindingsbuis
E
Waarschuwing:
•
De gedeelten tussen de afsluitkleppen van de koeling en de afgeklemde
verbindingsbuizen zijn gevuld met gas en koelmachineolie. Zuig dit
gas en de koelmachineolie af voordat u het soldeersel verhit om de
verbindingsbuis te verwijderen.
- Als het gesoldeerde gedeelte wordt verhit zonder eerst het gas en de
koelmachineolie af te zuigen, kan de leiding barsten en de afgeklemde
verbindingsbuis kan zelfs worden weggeslingerd en de koelmachineolie
laten ontbranden, wat tot ernstige verwondingen kan leiden.
Let op:
•
Leg een natte doek op de afsluitklep voordat u het gesoldeerde gedeelte
verhit om te beletten dat de temperatuur er tot meer dan 120°C oploopt.
•
Richt de vlam weg van de bedrading en onderdelen van de unit om
beschadiging te voorkomen.
Let op:
•
Laat het R410A niet in de atmosfeer vervluchtigen.
•
R410A is een gefl uoreerd broeikasgas dat onder het verdrag van Kyoto
valt, met een GWP (Global Warming Potential) van 1975.
•
De koelleidingen aansluiten
Bijgeleverd zijn verbindingsbuizen voor voorzijde en onderkant. (Zie
[Fig.10.2.2])
Controleer de afmetingen van de low/hogedrukleidingen voordat u
koelleidingen aansluit.
Zie ook 9.2. Het koelleidingsysteem.
Zorg ervoor dat de koelleiding niet in aanraking komt met andere
koelleidingen, apparaatonderdelen of grondplaten.
Gebruik tijdens het solderen van de leidingen altijd een vloeimiddel om
oxides te verwijderen.
Pas op dat u tijdens het solderen niet de kabels en de platen brandt.
<Aansluitvoorbeelden van koelleidingen>
[Fig.10.2.2] (p.6)
Verbindingsbuis (ID ø25,4, ID ø22,2) <Bijgeleverd bij buitenunit>
1
Verbindingsbuis (ID ø25,4, OD ø19,05) <Bijgeleverd bij buitenunit>
2
Verbindingsbuis (ID ø25,4, ID ø28,58) <Bijgeleverd bij buitenunit>
3
Elleboogkoppeling (ID ø19,05, OD ø19,05) <Bijgeleverd bij buitenunit>
4
<A> Leidingen via voorzijde
<C> Lagedrukzijde
<E> Afbeelding scheiding
Vorm
A
Als geen gepaarde lagedrukleiding wordt aangebracht
B
Als wel een gepaarde lagedrukleiding wordt aangebracht
C
<B> Leidingen via onderkant
<D> Hogedrukzijde
Vulklep koelleidingen
D
Leidingwerk ter plaatse (lagedruk verbindingsbuis)
E
Leidingwerk ter plaatse (hogedruk verbindingsbuis)
F
Gepaarde unit (niet bijgeleverd)
G
Leidingwerk ter plaatse (lagedruk verbindingsbuis: naar BC-controller)
H
Leidingwerk ter plaatse (lagedruk verbindingsbuis: naar buitenunit)
I
75 mm (referentieafmeting)
J
ID ø25,4 zijde
K
Scheiding
L
*1 Raadpleeg de voorschriften bij de gepaarde leiding (niet
bijgeleverd) om deze vast te maken.
*2 De verbindingsbuis wordt niet gebruikt wanneer de gepaarde unit
vastgemaakt wordt.
*3 Maak de scheiding met een buissnijder.
•
Leidingen via voorzijde
P200, EP200
: Tromp de hogedrukzijde van het leidingwerk ter
plaatse (IDø15,88) op en sluit deze aan op de
vulklep van de koelleidingen.
P250, P300
: Tromp de hogedrukzijde van het leidingwerk ter
plaatse (ID ø19,05) op en sluit deze aan op de
vulklep van de koelleidingen.
EP250, EP300,
: Gebruik voor de verbinding de bijgeleverde
P350
verbindingsbuis 2 en elleboog 4.
P400
: Gebruik voor de verbinding de bijgeleverde
verbindingsbuis 1.
P200, EP200
: Tromp de lagedrukzijde van het leidingwerk ter
plaatse (ID ø19,05) op en sluit deze aan op de
vulklep van de koelleidingen.
P250, P300,
: Gebruik voor de verbinding de bijgeleverde
EP250, EP300
verbindingsbuis 1.
P350, P400
: Gebruik voor de verbinding de bijgeleverde
verbindingsbuis 3.
•
Leidingen via onderkant
P200, EP200
: Tromp de hogedrukzijde van het leidingwerk ter
plaatse (IDø15,88) op en sluit deze aan op de
vulklep van de koelleidingen.
P250, P300
: Tromp de hogedrukzijde van het leidingwerk ter
plaatse (IDø19,05) op en sluit deze aan op de
vulklep van de koelleidingen.
EP250, EP300,
: Gebruik de bijgeleverde verbindingsbuis 2.
P350
Tromp het leidingwerk ter plaatse op om op ID ø
19,05 aan te sluiten.
P400
: Scheid de bijgeleverde verbindingsbuis 1 met
een buissnijder zoals in de afbeelding wordt
aangegeven. Tromp het leidingwerk ter plaatse
op om op ID ø 22,2 aan te sluiten.
P200, EP200
: Tromp de lagedrukzijde van het leidingwerk ter
plaatse (ID ø19,05) op en sluit deze aan op de
vulklep van de koelleidingen.
P250, P300,
: Scheid de bijgeleverde verbindingsbuis 1 met
EP250, EP300
een buissnijder zoals in de afbeelding wordt
aangegeven. Tromp het leidingwerk ter plaatse
op om op ID ø22,2 aan te sluiten.
P350, P400
: Scheid de bijgeleverde verbindingsbuis 3 met
een buissnijder zoals in de afbeelding wordt
aangegeven. Tromp het leidingwerk ter plaatse
op om op ID ø28,58 aan te sluiten.
Zorg dat bij het optrompen van het aanwezige leidingwerk wordt voldaan aan de
minimale insteekdiepte volgens onderstaande tabel.
Buisdiameter (mm)
5 of meer minder dan 8
8 of meer minder dan 12
12 of meer minder dan 16
16 of meer minder dan 25
25 of meer minder dan 35
35 of meer minder dan 45
•
Zet na het ontluchten en bijvullen de afsluitklep volledig open. Als de
klep gesloten blijft tijdens de werking van het apparaat, komt de hoge- of
lagedrukzijde van het koelcircuit onder abnormale druk te staan, wat
aanleiding kan geven tot schade aan de compressor, de vierwegklep, enz.
•
Bepaal aan de hand van de tabel de hoeveelheid bij te vullen koelvloeistof,
en vul via de poort op de afsluitklep de koelvloeistof dienovereenkomstig bij
zodra alle leidingen zijn aangesloten.
•
Na het bijvullen sluit u de ventielen en de dop zorgvuldig af zodat geen
lekken ontstaan. (In de tabel hieronder vindt u de vereiste torsiewaarden.)
Minimum insteekdiepte (mm)
6
7
8
10
12
14
81