De volgorde van de door de controledoos voortgebrachte pulsen geeft de mogelijke soorten storingen aan die in
de volgende tabel worden opgenoemd.
SIGNAAL
2x knipperen
3x knipperen
4x knipperen
7x knipperen
10x knipperen
5.
ONDERHOUD
De brander moet regelmatig door vaklui worden onderhouden en in overeenstemming met de plaatselijke
wetten en normen.
Onderhoud is noodzakelijk om een goede werking van de brander te verzekeren, om uitermate hoog
brandstofverbruik en dus hoge milieubelastende emissies te vermijden.
Alvorens de brander te reinigen of te controleren, sluit de elektrische voeding af door op de hoofd-
schakelaar te drukken.
BELANGRIJKSTE UIT TE VOEREN ONDERHOUDSTAKEN
Laat de brander een 10-tal minuten op vollast draaien en controleer alle parameters die in deze handleiding
worden opgegeven. Voer daarna een verbrandingsanalyse uit en controleer:
•
Het CO
gehalte
2
•
Controleer de werking van de verliesstroomschakelaar met de testknop.
2731
Er wordt geen stabiel vlamsignaal gegeven binnen de veiligheidstijd:
– ionisatiesonde defect;
– gaskleppen defect;
– fase/nulleider omgekeerd;
– ontstekingstransformator defect;
– slechte afstelling van de brander (onvoldoende gas).
De minimale luchtdrukschakelaar sluit niet:
– blokkering van de VPS controleren;
– luchtdrukschakelaar defect;
– luchtdrukschakelaar niet afgesteld;
– de motor van de rotor werkt niet;
– ingreep van de maximale luchtdrukschakelaar.
De min. luchtdrukschakelaar schakelt niet over, of licht in de kamer voor de
ontsteking:
– luchtdrukschakelaar defect;
– luchtdrukschakelaar slecht geregeld.
Vlam verdwijnt tijdens de werking:
– slechte afstelling van de brander (onvoldoende gas);
– gaskleppen defect;
– kortsluiting tussen ionisatiesonde en aarde.
– Verkeerde aansluiting of interne storing.
•
Temperatuur van de rookgassen in de schouw
MOGELIJKE OORZAAK
•
10 NL
CO-gehalte (ppm)