1. H E T L A A D S TAT I O N P L A AT S E N E N A A N S L U I T E N
Zie hoofdstuk Installatie in de gebruikershandleiding
1. Plaats het laadstation centraal in het werkgebied, met veel open ruimte vóór het laadstation en op een relatief vlakke
ondergrond.
2. Sluit de laagspanningskabel van de voeding aan op het laadstation en de voeding.
3. Sluit de voeding aan op een stopcontact van 100-240 V.
4. Plaats de robotmaaier in het laadstation om de accu op te laden terwijl de begrenzingsdraad wordt gelegd. Druk op de
AAN/UIT-knop om het product in te schakelen.
2 . D E B E G R E N Z I N G S D R A A D E N B E G E L E I D I N G S D R A A D P L A AT S E N
Zie hoofdstuk Installatie in de gebruikershandleiding
1. Leg de begrenzingsdraad zodanig dat deze een lus rond het werkgebied vormt.
2. Maak een oogje op het punt waar de begeleidingsdraad later zal worden aangesloten.
3. Leid de begeleidingsdraad naar het punt op de begrenzingsdraad waar u de aansluiting wilt maken. Leg de draad niet in
krappe bochten.
3. D E B E G R E N Z I N G S D R A A D E N B E G E L E I D I N G S D R A A D A A N S L U I T E N
Zie hoofdstuk Installatie in de gebruikershandleiding
1. Zet de begeleidingsdraad vast met klikvergrendelingen aan de onderkant van het laadstation.
2. Open de stekkers en leg de draaduiteinden in de uitsparingen op elke stekker.
3. Druk de stekkers samen met een tang.
4. Knip overtollige begrenzingsdraad weg. Knip 1 tot 2 cm boven de stekkers af.
5. Druk de verbinders op de contactpennen, met de markeringen L (links) en R (rechts), op het laadstation. Het is belangrijk
dat de rechterdraad is aangesloten op de contactpen rechts en dat de linkerdraad is aangesloten op de pen links.
6. Bevestig de stekker op de contactpen die met Guide is gemarkeerd op het laadstation.
4 . D E B E G E L E I D I N G S D R A A D O P D E B E G R E N Z I N G S D R A A D A A N S L U I T E N
Zie hoofdstuk Installatie in de gebruikershandleiding
1. Knip de begrenzingsdraad af met een draadtang in het midden van het oogje dat bij stap 2.2 is gemaakt.
2. Sluit de begeleidingsdraad aan op de begrenzingsdraad met behulp van de meegeleverde koppelingen. Druk de
koppelingen helemaal naar elkaar toe met een verstelbare tang.
5. S TA R T E N E N S T O P P E N
Zie hoofdstuk Rijtijd in de gebruikershandleiding
STARTEN
1. Open de klep voor het toetsenbord.
2. Druk op de AAN/UIT-knop. Het display wordt verlicht.
3. Gebruik de pijltjestoetsen omhoog/omlaag en de knop OK om de PIN-code in te voeren. Sluit de klep.
STOPPEN
Druk op de STOP-knop.
6. D E R O B O T M A A I E R A A N PA S S E N A A N D E G R O O T T E VA N U W G A Z O N
Zie hoofdstuk Rijtijd in de gebruikershandleiding
Het maairesultaat is afhankelijk van de maaitijd. Pas de maaitijd van uw tuin aan via de schemafunctie. U bepaalt op welke
tijdstippen van de dag de robotmaaier moet werken. De robotmaaier maait ongeveer 40-42 m² per uur en dag. Bijvoorbeeld:
als uw tuin 300 m² gras omvat, moet de robotmaaier gemiddeld 7-7.5 uur per dag werken.
7. O N D E R H O U D
Zie hoofdstuk Onderhoud in de gebruikershandleiding
1. Schakel het product uit als u werkzaamheden uitvoert aan het product, zoals het reinigen of vervangen van messen
Controleer of het indicatielampje op het toetsenblok niet brandt.
2. Gebruik nooit oplosmiddelen voor reinigen.
3. Alle aansluitingen op het laadstation (voeding, begrenzings- en begeleidingsdraad) moeten worden losgekoppeld als er
kans op onweer is.
4. Laad de batterij volledig aan het einde van het seizoen, voor de winteropslag.
QG_1140738_ROB_R400_R500_R600_201812.indd 5
N L
2018-12-20 10:13:47