dat de locomotief herkend en de gegevens wor-
den ingelezen. Als dit proces op de juiste wijze is
afgesloten, wordt de loc op de eerste vrije plaats
met naam, functies en het symbool opgeslagen.
Nu is de locomotief klaar om te gaan rijden.
7.1 Loc besturen
Door aan de rijregelknop te draaien versnelt de
loc, in tegengestelde richting draaien laat de loc
afremmen.
De rijrichting veranderen door de rijregelknop in
te drukken als de loc stilstaat.
Noodstop door indrukken van de toets „Stop".
Drukt men op de toets naast het functiesymbool,
wordt de functie in- danwel uitgeschakeld.
Opmerking: Wordt een andere loc gekozen en het
Mobile Station staat op een bepaalde snelheid
ingesteld, dan rijdt de zojuist verlaten loc met deze
laatst instelde snelheid door. Pas als deze loc
opnieuw gekozen wordt kan deze weer bestuurt
worden.
In de bijgevoegde gebruiksaanwijzing van het
Mobile Station vindt u een uitgebreide beschrij-
ving van de mogelijkheden en de bediening van
het apparaat.
8. Eigenschappen van de locomotief
• Herkenning van het bedrijfssysteem: automa-
tisch.
• Mfx-technologie voor het Mobile Station / Central
Station. Naam af de fabriek: BR 74 854
• Voor het bedrijf met andere besturingsappata-
ten is de loc op adres 78 ingesteld.
• Diverse schakelbare functies.
• Instellen van de locomotiefparameters (adres,
optrek-/ afremvertraging (ABV), maximums-
nelheid): d.m.v. Control Unit, Mobile Station of
Central Station.
• Rijrichtingafhankelijke frontseinen.
• In analoogbedrijf zijn alleen de rij- en lichtwis-
sel-functies beschikbaar.
8.1 Functies schakelen
De Mobile Station kan 32 digitale functie aan-
sturen.
Schakelbare functies
Frontverlichting, aan/uit
ABV, uit/aan
9. Opmerkingen over de werking
Spelen met 2 treinen
!
Er mag slechts één netadapter en één digitale
aansluitbox gebruikt worden.
Het meegeleverde basisstation levert voldo-
ende vermogen voor max. 2 treinen.
Met het Mobile Station kan de gewenste locomo-
tief gekozen en bestuurt worden.
10. Storingen
• Rijdt de trein niet, controleer dan of alle aanslui-
tingen volgens punt 6 juist zijn uitgevoerd.
• Controleer of er een kortsluiting, een overbe-
lasting op de modelbaan is ontstaan of dat er
een voertuig ontspoort is. Verhelp de kortslui-
ting dan wel de overbelasting door het aantal
stroomverbruikers te reduceren (locomotieven,
verlichte rijtuigen e.d.), zet het ontspoorde
voertuig weer op de rails.
• Beschadigde voertuigen uit de trein nemen en
laten repareren. Defecte voertuigen mogen niet
meer worden gebruikt.
• Een te grote mechanische weerstand van het
model wordt door de decoder herkend. De
decoder schakelt dan de motor uit en laat dat
f0 - f3 f4 - f7
Funktion 0
Funktion 4
23