Verschillende Nikon-camera's ondersteunen de matrixgestuurde TTL-invulflits-
functie (zie de gebruiksaanwijzing van de camera en Tabel 1).
Bij enkele camera's (bijv. F4 en F4s) wordt de matrixgestuurde TTL-in-
vulflitsfunctie bij SPOT-belichtingsmeting niet ondersteund! Deze flits-
functie wordt bij die camera's automatisch uitgeschakeld, c.q. is niet
te activeren. Daar wordt dan de normale TTL-flitsfunctie uitgevoerd.
Met camera's uit groep A (zie Tabel 1) vindt de instelling van de matrixge-
stuurde TTL-invulflitsfunctie op de camera, c.q. wordt deze door de camera
automatisch geactiveerd (zie de gebruiksaanwijzing van de camera). Op de
flitser hoeft in dit geval niets te worden ingesteld.
Bij het gebruik met camera's uit groep B (zie Tabel 1) vindt instelling en aan-
duiding van de matrixgestuurde TTL-invulflitsfunctie plaats op de flitser:
• Breng de flitser aan op de camera.
• Schakel flitser en camera in.
• Tip de ontspanknop op de camera aan, zodat er een uitwisseling van ge-
gevens tussen camera en flitser kan plaatsvinden.
• Druk zo vaak op de toets 'Mode', dat in het LC-display 'TTL
• De instelling treedt onmiddellijk in werking. De instelling treedt onmiddellijk
in werking. Na ong. 5 s. schakelt het LC-display weer naar de normale
weergave terug.
Uitschakelen van de 'matrixgestuurde TTL-invulflitsfunctie'
• Druk zo vaak op de toets 'Mode' van de flitser, dat in het LC-display 'TTL'
zonder het symbool
knippert.
• De instelling treedt onmiddellijk in werking. Na ong. 5 s. schakelt het
LC–display weer naar de normale weergave terug.
4.1.3 3D-Multisensor-invulflitsfunctie
Deze flitsfunctie optimaliseert de uitgebalanceerde belichting tussen onder-
werp en achtergrond. Bij een opname wordt, voorafgaand aan de eigenlijke
belichting, een serie bijna onzichtbare meetflitsen door de flitser afgegeven.
Deze wordt door de TTL-multisensor en de microcontroller van de camera
52
geëvalueerd. De camera past daarop de TTL-flitsbelichting optimaal aan de
opnamesituatie aan ('multi-sensor-invulflitsen). Bij gebruik van 'D-AF-Nikkor-
objectieven' telt bovendien de afstand tot het onderwerp in de bepaling van
het optimale flitsvermogen mee ('3D-multisensor-invulflitsen').
Sommige camera's uit groep C van de Tabel 1 ondersteunen de '3D-multi-
sensor-invulflitsfunctie'.
Bij enkele camera's (bijv. F5, F80 en F100) wordt de 3D-Multisensor-
invulflitsfunctie bij SPOT-belichtingsmeting niet ondersteund! Deze flits-
functie wordt daar automatisch gewist, c.q. laat zich niet activeren.
Daar wordt dan de normale TTL-flitsfunctie uitgevoerd.
Het instellen van de '3Dmultisensor-invulflitsfunctie' op de flitser
• Breng de flitser aan op de camera.
• Schakel flitser en camera in.
• Tip de ontspanknop op de camera aan, zodat er een gegevensuitwisseling
tussen camera en flitser kan plaatsvinden.
• Druk zo vaak op de toets 'Mode', dat in het LC-display 'TTL
' knippert.
• De instelling treedt onmiddellijk in werking. Na ong. 5 s. schakelt het
LC–display weer naar de normale weergave terug.
Bij gebruik van een objectief zonder CPU wordt bij enige camera's
alleen de matrixgestuurde invulflitsfunctie, c.q. alleen de standaard-
TTL-flitsfunctie ondersteund. De 3D-multisensor-invulflitsfunctie laat
zich dan niet instellen. De betreffende aanduiding voor de actuele
flitsfunctie verschijnt dan in het LC-display van de flitser.
Uitschakelen van de functie '3D-multisensor-invulflitsen'
• Druk op de flitser de toets 'Mode' zo vaak, dat in het LC-display 'TTL' zon-
der het symbool
• De instelling treedt onmiddellijk in werking. Na ong. 5 s. schakelt het
LC–display weer naar de normale weergave terug.
knippert.
' knippert.