Accessoires
1
.....1
2
.....2
Installatieprocedure
1. Voorkom kortsluiting door de sleutel uit het
contact te halen en de - minpool van de
batterij los te koppelen.
2. Zorg voor de juiste verbindingen van invoer-
en uitvoerkabels op elk toestel.
3. Verbind de kabel met de bedradingsbundel.
4. Neem stekker B van de bedradingsbundel
en verbind hem met de
luidsprekeraansluiting in het voertuig.
5. Neem stekker A van de bedradingsbundel
en verbind hem met de externe
spanningsaansluiting van het voertuig.
6. Neem de bedradingsbundel en verbind
deze met het toestel.
7. Installeer het toestel in het voertuig.
8. Sluit de - minpool van de batterij weer
aan.
9. Houd de knoppen [Volume] en [MENU]
ingedrukt en druk tegelijkertijd de knop
[SRC] minimaal 3 seconden in.
52 | Snelstartgids
3
.....1 (2 m)
4
.....1 (2 m)
Voor de installatie
¤
• De bevestiging en bedrading van dit product
vereist vakbekwaamheid en ervaring.
Laat de bevestiging en bedrading om
veiligheidsredenen door vaklui uitvoeren.
• Zorg dat het toestel op een negatieve
gelijkstroomvoeding van 12-volt is geaard.
• Installeer het toestel niet op plaatsen die aan
direct zonlicht, hitte of extreme vochtigheid
blootstaan. Vermijd ook plaatsen waar het
zeer stoffig is of waar gevaar bestaat voor
waterspatten.
• Gebruik bij het installeren uitsluitend de
bijgeleverde schroeven. Gebruik uitsluitend
de bij het toestel geleverde schroeven. Als u
de verkeerde schroeven gebruikt, kunt u het
toestel beschadigen.
• Als de voeding niet is ingeschakeld ("Protect"
wordt weergegeven), dan is het mogelijk dat
de luidsprekerkabel kortgesloten is of het
chassis van het voertuig raakt waardoor de
beveiligingsfunctie is geactiveerd. Daarom
moet u de luidsprekerkabel controleren.
• Controleer of alle verbindingen juist zijn en
de stekkers goed in de aansluitingen zijn
vergrendeld.
• Als het contact van uw voertuig geen
ACC-stand heeft of de ontstekingskabel
(contactkabel) met een voedingsbron is
verbonden waar constant spanning op staat,
zoals bijvoorbeeld een accukabel, zal de
spanning van het toestel niet gekoppeld zijn
aan het contact (met andere woorden, de
spanning van het toestel wordt niet gelijk
met het contact in- en uitgeschakeld). Als u
de voedingsspanning van het
toestel wilt koppelen aan het contact van het
voertuig, moet u de ontstekingskabel met
een voedingsbron verbinden die gelijk met
het contact van het voertuig wordt in- en
uitgeschakeld.
• Gebruik een in de handel verkrijgbare
conversieconnector als de connector niet in
de voertuigconnector past.