• Voor een kortere sneeuwstraal, richt
de deflector naar beneden.
• Trek aan de hendel van de toevoerschroef
(afb. 6.A) om de rotatie van de
toevoerschroef vooraan in te schakelen.
6.4.6 Sturen
De machine wordt gestuurd door ze in
de gewenste richting te draaien.
6.4.7 Stoppen
Laat het commando van de toevoerschroef
los om de machine te stoppen (afb. 6.A) .
Verwijder de veiligheidssleutel om de
machine te stoppen (afb. 10.B).
De motor kan onmiddellijk na
het uitschakelen zeer warm zijn. Raak
de knalpot of de delen ernaast niet
aan. Gevaar op brandwonden.
BELANGRIJK Indien men zich van de
machine moet verwijderen, moet men
steeds de veiligheidssleutel verwijderen.
6.5 SUGGESTIES VOOR HET GEBRUIK
• De sneeuw wordt efficiënter verwijdert
wanneer deze nog vers is. Ga nogmaals
over reeds gereinigde zones om de
sneeuwresten te verwijderen.
• Spuit de sneeuw, indien mogelijk, in de
richting van de wind. Controleer de afstand
en de richting van de weggeschoten sneeuw.
• Bij sterke wind, moet men de deflector
omlaag brengen, om de geloste sneeuw
naar het terrein te richten en zo de
kans dat de wind de sneeuw naar niet
geschikte zones brengt, te verminderen.
• Na het werk, het werktuig enkele
minuten aan laten staan om ijsvorming
in de sneeuwuitlaat te voorkomen.
• Houd steeds een gepaste snelheid in
functie van de condities van de sneeuw,
en regel de snelheid zo dat de sneeuw
gelijkmatig weggeschoten wordt.
6.6 NA HET GEBRUIK
• Reinig de machine (par. 7.4).
• Beweeg alle commando's meerdere
malen voor- en achteruit.
• Controleer of er geen onderdelen los
of beschadigd zijn. Vervang, indien
nodig, de beschadigde delen en draai
losgekomen schroeven en bouten aan.
Dek de machine niet af zolang de
motor en de knalpot nog warm zijn.
7. ONDERHOUD
7.1
ALGEMEEN
BELANGRIJK De veiligheidsnormen
die tijdens het onderhoud in acht genomen
moeten worden, zijn beschreven in par. 2.4.
Alle controles en werkzaamheden
voor onderhoud moeten uitgevoerd
worden bij stilstaande machine, en
met de motor uitgeschakeld. Verwijder
de sleutel en lees de bijgeleverde
instructies alvorens enige reinigings-, of
onderhoudswerkzaamheden te verrichten.
Draag geschikte kledij, handschoenen
en bril vooraleer onderhoud uit te voeren.
• De frequenties en de soorten ingrepen zijn
samengevat in de "Tabel Onderhoud". Het
doel van de tabel is om uw machine een
optimale conditie te laten behouden. Hierin
staan de voornaamste ingrepen en de tijden
waarop ze uitgevoerd moeten worden. Voer
de desbetreffende handeling uit in functie
van de eerstkomende vervaldatum.
• Het gebruik van niet originele wisselstukken
en toebehoren kan negatieve gevolgen
hebben op de werking en de veiligheid
van de machine. De fabrikant wijst alle
aansprakelijkheid af in geval van schade of
letsels veroorzaakt door die producten.
• De originele wisselstukken worden
geleverd door de geautoriseerde
dienstcentra en wederverkopers.
BELANGRIJK Alle werkzaamheden
voor onderhoud en afstelling die niet in
deze handleiding beschreven zijn, moeten
uitgevoerd worden door uw Wederverkoper
of door een gespecialiseerd Centrum.
7.2 BRANDSTOF BIJVULLEN
Om brandstof bij te vullen:
• Draai de dop van het reservoir los
en verwijder hem (afb. 10.K).
• Vul brandstof bij.
• Schroef de dop van het benzinereservoir
na het bijvullen goed dicht en reinig
eventuele lekken (afb. 10.K).
NL - 8