4
Installatie
De letters in dit hoofdstuk verwijzen naar
de afbeeldingen aan het begin van dit
document.
1. Indien opbouwvariant:
Bevestig de behuizing voor
wandmontage in de verblijfsruimte op
een voor de gebruiker toegankelijke
locatie aan de wand:
■ Minimaal 1 meter boven de vloer;
■ Maximaal 1,5 meter boven de vloer.
2. Bevestig het wandframe A met de
schroeven F (niet meegeleverd) aan de
wand, de behuizing voor wandmontage
of de montageplaat.
3. Steek de kabels door het gewenste
design-frame X en stel de maat van het
venster D af.
4. Sluit de kabels op de bediening en
ventilatiesysteem aan.
■ Raadpleeg de betreffende
handleiding voor aansluiting op het
ventilatietoestel.
5. Bevestig de bediening (met
het design-frame X en het
formaataanpassingsvenster D met de
schroeven E aan het frame A.
Gebruik bij het vervangen de volgende
schroeven:
■ Geharde en verzinkte stalen schroef
2,2x12 PT10;
■ M2,2*12 kruisgleuf Plas-Fix 45°.
6. Duw de kap C op zijn plaats.
8 - NL
4.1 Aandachtspunten RF
variant
Een RF signaal kan door verschillende
oorzaken verstoord worden, zowel grote
metalen objecten als RF signalen.
Kies de plaats van de bediening zo, dat
zich geen grote metalen objecten rondom
de ventilatieunit en de bediening bevinden.
Indien het RF bereik niet toereikend is, kan
een RF-Repeater worden toegepast.
4.2 Aandachtspunten 0-10V
variant
Pas op voor elektromagnetische interferentie
(EMC) tijdens de installatie.
■ Zorg dat er een barrière is (bijv. een
afzonderlijk kanaal of compartiment)
of dat er minimaal 150 mm tussen
de stroomkabels (bijv. 230V) en de
storingsgevoelige kabels zit (aansturing,
laag voltage, interface, LAN, digitaal of
analoog signaal);
■ Als interfererende voedingskabels en
interferentiegevoelige kabels elkaar
moeten kruisen, zorg dan dat dit
loodrecht gebeurt.
Dit minimaliseert de kans op EMC en levert
de beste communicatie op.