SSM60
6. CONTROLE EN ONDERHOUD
6.1. Start de motor nooit in een afgesloten ruimte.
Uitlaatgassen bevatten giftige koolstofmonoxide.
Zorg dus voor voldoende ventilatie wanneer u de
motor in een afgesloten ruimte start.
6.2. Draag altijd een veiligheidsbril en handschoenen
als u onderhoud aan de tractor uitvoert.
6.3. Plaats de tractor op een stevige en vlakke
ondergrond als u er onderhoud aan uitvoert of als
u het maaidek monteert of demonteert.
6.4. Voer onderhoud aan de tractor alleen uit op een
goed verlichte plaats. Als het donker is, kunnen er
zich ongevallen voordoen.
6.5. U mag de tractor niet afstellen of repareren als de
motor draait.
6.6. Als u onderhoud gaat uitvoeren aan de tractor,
of het maaidek gaat monteren of demonteren,
schakel dan de motor van de tractor uit, verwijder
de contactsleutel (waar van toepassing) om te
voorkomen dat iemand per ongeluk de motor start
en schakel de parkeerrem in.
6.7. De motor, de uitlaatdemper, de radiator enz. zijn erg
warm na gebruik. Laat deze onderdelen daarom
eerst voldoende afkoelen om brandwonden te
voorkomen.
6.8. Verwijder nooit de radiatordop als de motor draait
of nog warm is. Wacht totdat de motor is afgekoeld
en draai dan pas voorzichtig de radiatordop los om
de druk van de radiator af te halen. Als u koelwater
in een verhitte radiator giet, kunt u de radiator en
de motor ernstig beschadigen. Wanneer u de
radiatordop onvoorzichtig losdraait, kunt u zich
ernstig verwonden omdat er dan hete waterdamp
kan ontsnappen.
6.9. Zet de hendel voor de aftakas in de stand OFF
(
) en laat de maaimessen volledig tot stilstand
komen voordat u onderhoud aan de tractor
uitvoert. Bewegende onderdelen kunnen ernstige
ongevallen veroorzaken.
6.10. Als u de tractor afstelt, moet u uw vingers uit de
buurt van klempunten houden.
12
AFB. 1-1
AFB. 1-2