sche aanpassing aan de specifieke warmtebe-
hoefte mogelijk is.
Vorstbescherming
Indien het toestel als vorstbeveiliger gebruikt
moet worden, dan dient de temperatuur-in-
stelknop tegen de wijzers van de klok in ge-
draaid te worden tot de eindaanslag
één van beide schakelaars voor de keuze van
de verwarmingscapaciteit ingeschakeld te zijn.
De thermostaat schakelt de verwarming au-
tomatisch in als de kamertemperatuur tot ca.
7 °C daalt.
Bij de CS 20 L kan voor alle instellingen
m.b.v. een derde schakelaar (3) de ventilator
bijgeschakeld worden.
Voor de buitenbedrijfstelling van het toestel
dienen alle schakelaars uitgeschakeld te worden
en dient de stekker uit de wandcontactdoos
te worden verwijderd (stekker niet aan de
aansluitkabel uit de wandcontactdoos trekken).
1.3 Veiligheidsvoorschriften
Het toestel mag niet
– in ruimten gebruikt worden, die als gevolg
van chemicaliën, stof, gassen of dampen
vuur- of explosiegevaarlijk zijn;
– in de onmiddellijke nabijheid van leidingen
of reservoirs gebruikt worden, die
brandbare of explosiegevaarlijke stoffen
voeren of bevatten;
– gebruikt worden, als de minimale
afstanden tot aangrenzende objecten niet
in acht worden genomen.
• Het toestel mag in geen geval gebruikt
worden als er in de opstellingruimte werk-
zaamheden zoals het leggen, schuren, lakken,
reinigen met benzine en het onderhouden
(met spray, boenwas) van vloeren en derge-
2. Montageaanwijzing
2.1 Voorschriften en bepalingen
De toestellen zijn niet geschikt voor
ruimten met brand- of explosiegevaar
door chemicaliën, stof, gassen of dampen.
In werkplaatsen of overige ruimten waar
uitlaatgassen en een olie- en benzinelucht
etc. gevormd worden of waar met oplos-
middelen en chemicaliën gewerkt wordt,
kan er gedurende langere tijd stankoverlast
en verontreiniging ontstaan.
Zie ook 1.3 Veiligheidsvoorschriften !
• Het toestel mag alleen aangebracht worden
aan een verticale wand die bestand is tegen
temperaturen tot ten minste 80 °C.
• De minimum afstanden tot aangrenzende
objecten dienen aangehouden te worden.
• Alle elektrische aansluit- en installatie-
werkzaamheden dienen volgens de VDE-
bepalingen (0100), de voorschriften van
het desbetreffende energiebedrijf alsmede
de overeenkomstige nationale en regionale
voorschriften uitgevoerd te worden.
• Het toestel mag niet direct onder een
wandcontactdoos opstellen of aangebracht
worden.
• Het toestel dient zo te worden gemon-
lijke uitgevoerd worden.
• De behuizing van het toestel en de uitge-
blazen lucht worden in werking heet (boven
85 °C). Het bestaat gevaar voor verbranding!
Kleinkinderen zekerlijk van het toestel
afhouden!
• Es mogen geen voorwerpen geplaatst wor-
en dient
den op of tegen het toestel of tussen het
verwarmingstoestel en de wand (b.v. om de
was te drogen).
Ook mogen er in de directe nabijheid van
het toestel geen brandbare, licht ontvlam-
bare of warmte-isolerende voorwerpen
of materialen zoals wasgoed, dekens, tijd-
schriften, blikken boenwas of benzine, spuit-
bussen en dergelijke neergelegd worden.
Brandgevaar!
• Teneinde een oververhitting te voorkomen
mag het verwarmingstoestel nooit worden
afgedekt.
•
Voor allerlei soorten voorwerpen zoals
A
meubels, vitrages, gordijnen en textiel of
overige brandbare of onbrandbare materia-
len dienen de volgende minimale afstanden
tot het toestel, met name tot het luchtuit-
laatrooster, aangehouden te worden:
de voorkant van het luchtuitlaatrooster
de bovenkant van het luchtuitlaatrooster
a
overhang
a
overhang
de zijkanten van het toestel
de achterwand van het toestel ⇒ 20 mm
De warme lucht moet ongehinderd
kunnen uitstromen!
• Laat geen voorwerpen in een van de toe-
stelopeningen vallen, steken of hangen (bijv.
halskettingen). Dit kan dodelijke stroomsto-
ten en/of brand veroorzaken.
• Het toestel mag niet als opstapje worden
gebruikt!
voor de installateur
teerd, dat na de montage de steker nog
bereikbaar is.
• Let op het typeplaatje van het toestel! De
aangegeven spanning moet overeenkomen
met de netspanning.
• Alleen de installateur mag het netaansluit snoer
vervangen door originele Stiebel Eltron-on-
derdelen.
2.2 Montage van het toestel
2.2.1 Montage van de voetstukken
Voetstukken (7) inclusief bevestigings schroeven
zijn als accessoires met het toestel meegeleverd.
De voetstukken met de geleidepennen – van
verschillende dikte – onder in de zijwaartse
delen steken en vastschroeven. Bij het linker
voetstuk (7a) dient erop gelet te worden, dat
het netaansluitsnoer door de inkeping in het
voetstuk wordt geleid.
2.2.2 Wandmontage
(alleen mogelijk zonder voetstukken)
Het toestel dient als volgt bevestigd te worden:
De meegeleverde ophangstrippen (8)
verticaal aan de montagewand schroeven.
Gebruik hiervoor bevestigingsmateriaal
• Er mogen geen wijzigingen aan het toestel
• Laat het toestel nooit zonder toezicht in
• Wees extra voorzichtig bij gebruik van het
• Wanneer een onderdeel van het toestel is
1.4 Onderhoud
Vóór de reiniging of het onderhoud dient u
de stekker altijd uit de wandcontactdoos te
verwijderen en het toestel te laten afkoelen!
Mochten er op de kap van het toestel licht-
bruine plekken ontstaan, dan moeten deze zo
snel mogelijk met een vochtige doek verwij-
derd worden.
Het toestel dient in koude toestand met een
gebruikelijk reinigingsmiddel schoongemaakt
te worden.
⇒ 500 mm
Gebruik geen schurende en bijtende reini-
gingsmiddelen.
⇒ 250 mm
<200 mm
Er mag geen vocht in het toestel binnendringen.
⇒ 500 mm
>200 mm
Geen reinigingsspray in de luchtspleten sproeien.
⇒ 100 mm
Het toestel dient eerst volledig droog te zijn
alvorens het weer op het stroomnet mag
worden aangesloten en in bedrijf kan worden
genomen!
Het toestel mag uitsluitend in droge toestand
worden opgeslagen of getransporteerd. Be-
scherm het toestel tegen stof, trillingen en
beschadigingen.
B
2.3 Elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting kan alleen op wissel-
stroom 230 V ~ 50 Hz plaatsvinden.
Voor de aansluiting dient op een afstand
van ten minste 10 cm van de zijkant van
het verwarmingstoestel een veiligheidswand-
contactdoos of een toestelcontactdoos voor
een vaste aansluiting geïnstalleerd te worden.
C
2.4 Overdracht
Leg aan de gebruiker de toestelfuncties uit.
Maak hem vooral attent op de veiligheids-
voorschriften. Overhandig de gebruiks- en
installatieaanwijzing aan de gebruiker.
worden aangebracht.
werking. Inschakeling op afstand en automa-
tische inschakeling door voorgeschakelde
componenten (bijv. ruimtetemperatuurre-
gelaars) van het toestel zijn niet toegestaan.
toestel in de buurt van kinderen, personen
met een beperking of dieren. Gevaar voor
letsel!
beschadigd, het toestel is gevallen of indien
er sprake is van een storing, mag het toestel
niet in bedrijf worden genomen.
(schroeven, pluggen) dat geschikt is voor
het betreffende type wand.
Minimale afstand tot de vloer in de gaten
houden.
Het toestel met de verticale uitsparingen van
de achterwand in de ophangstrippen hangen.
Plaatje (aan de bovenzijde van de op-
hangstrippen) met een schroevendraaier
met de wijzers van de klok mee in het
toestel draaien – het toestel is tegen onbe-
doeld wegnemen beveiligd.
13