OPBOUW VAN DE LEICA SL-OBJECTIEVEN
NL
Alle Leica SL-objectieven vertonen in principe dezelfde uiterlijke opbouw: aan de voorste greep
bevinden zich
een buitenbajonet
voor de tegenlichtkap
en een binnendraad
voor filters, een
2
2a
1
2c
afstandsinstelring
en een rode indexknop voor de oriëntering bij het wisselen van het objectief
.
3
6
Bovendien beschikt de Leica Super-Vario-Elmar-SL 1:3.5-4.5/16-35 ASPH. over een extra instelring
voor de brandpuntsafstand
, en de bijbehorende index
.
4
5
In de bajonetflens bevindt zich een contactstrip
, waarover de totale gegevensuitwisseling tussen
7
camera en objectief plaatsvindt, inclusief de stuurcommando's voor de autofocus en het diafragma.
INSTELLEN VAN DE SCHERPTE EN DE BRANDPUNTSAFSTAND
Het instellen van de scherpte gebeurt bij autofocus-modus automatisch door de camera, bij
handmatige modus door het draaien van de vooraan liggende afstandinstelring
. De snelheid
3
waarmee u de ring draait, bepaalt hoe snel u de instelling verandert. Zo kunt u zowel doelgericht en
snel fijne instellingen uitvoeren, als van het dichtbij- in het verafbereik komen. Voor meer informatie
verwijzen wij u naar de desbetreffende paragrafen in de handleiding van de camera. Het instellen van
de brandpuntsafstand (en daarmee het gewenste beeldfragment) gebeurt met de erachter liggende
ring
.
4
SCHERPTEDIEPTE
Leica SL-objectieven hebben geen diafragmaring, daarom is ook geen schaalverdeling voor scherpte-
diepte aanwezig. Bij de Leica SL kunt u de respectievelijke voorste en achterste grenzen van de
scherptediepte in combinatie met de ingestelde afstand op het display daarentegen op de afdekkap
van de camera aflezen.
35