2. De draad in de draadgeleiding inrijgen, door de draad naar onderen
te trekken, totdat hij onder de draadgeleiding glijdt (2) (afb. 25).
3. Houd de draad met de vingers vast, voer deze tussen de schijven van
de draadspanning-keuzeschakelaar t door en trek hem dan omlaag
(3) (afb. 26).
Opmerking:
de draad moet correct tussen de beide schijven van de draadspanning-
keuzeschakelaar t liggen.
4. De draad volgens de groene markeringen inrijgen (4- 7) (afb. 27/28).
5. Voer de draad door de rechter naald (8) (afb. 28).
6. Leg de draad naar achteren onder de naaldvoet a.
Afb. 25
Afb. 26
Afb. 27
Afb. 28
- 120 -
6
5