Verwijder daarna de camerakoepel van de
cameramodule. Gebruik daarvoor de bijgeleverde
steeksleutel.
Om de installatie te vereenvoudigen is in
de installatieadapter een kabel met ophangoog
voor het bevestigen van de cameramodule
beschikbaar.
Voer nu de aansluitkabel door de
installatieadapter in het plafond of door de
opening aan de zijkant.
Eventueel kan de verbinding met de
installatiekabel in het binnenste van de
installatieadapter worden uitgevoerd.
Plaats nu de cameramodule in de installatieadapter. Daarbij moet er rekening mee worden gehouden dat
het geleidingsstuk en de geleidingskerf van installatieadapter en cameramodule op elkaar passen. Pas
dan is de correcte positie van cameramodule bereikt.
Draai nu de borgschroeven van de camera vast.
Na het afstellen van de cameramodule plaatst u de camerakap en de camerakoepel.
Zet daarna de camerakoepel vast.
5.2. Camera uitrichten
De cameramodule kan in 3 assen ingesteld worden.
De IR-reikwijdte is sterk afhankelijk van omgevingsfactoren. Als de omgeving in het
gezichtsveld van de camera slecht reflecterend is of als er zich geen object in het maximale
belichtingsbereik bevindt, kan de helderheid van het videobeeld in de nacht te laag zijn. Dit
heeft een slechte bruikbaarheid van het videobeeld tot gevolg.
Bovendien moet bij de installatie van de camera erop worden gelet dat er zich in de directe
omgeving van het gezichtsveld van de camera geen objecten bevinden (bijvoorbeeld dakgoot
of muur). In dat geval kan het IR-licht reflecteren in deze objecten. Dat veroorzaakt
ringvormige overgangen in de tegenovergestelde richting van het object.
1: Kantelen
2: Draaien
3: Zwenken
57
Nederlands
80°
90°
355°