Werken op heuvels en hellingen
WAARSCHUWING: Rijd geen hellingen op en af die
te stijl zijn om rechtdoor te rijden. Rijd nooit met
de machine dwars over een helling.
1.
Voordat u een heuvel op of af rijdt, moet u de koppeling
in de langzaamste snelheid zetten.
2.
Sta niet stil op een heuvel en verander de
snelheidsinstellingen niet. Als u moet stoppen, duw
het koppeling/rempedaal dan snel naar voren en zet de
parkeerrem erop.
3.
Verzeker u ervan dat de koppeling op de laagste
snelheid staat als u weer gaat rijden. Zet de gashendel
in de stand LANGZAAM. Laat het pedaal langzaam los.
4.
Als u op een heuvel moet stoppen of starten, zorg
dan altijd voor voldoende ruimte voor de machine
om te rollen terwijl u de rem loslaat en de koppeling
inschakelt.
5.
Wees heel voorzichtig als u op een heuvel van richting
verandert. Als u op een helling of in een bocht op
een heuvel rijdt, zet dan de gashendel in de stand
LANGZAAM om ongelukken te voorkomen.
Vóór het starten van de motor
Het oliepeil controleren
OPMERKING: Af fabriek wordt de motor gevuld met olie
geleverd. Controleer het oliepeil. Vul olie bij zoals nodig. Zie
de instructies van de motorfabrikant voor het type brandstof
en olie dat moet worden gebruikt.
1.
Zorg dat de machine vlak staat.
OPMERKING: Het oliepeil niet controleren terwijl de motor
loopt.
2.
Controleer het oliepeil. Volg de procedure in de
instructies van de motorfabrikant.
3.
Vul, indien nodig, olie bij totdat de olie het merkteken
Benzine bijvullen
WAARSCHUWING: Gebruik altijd een veilige
brandstoftank. Niet roken tijdens het vullen van
benzine in de brandstoftank. Geen benzine
bijvullen als u zich in een afgesloten ruimte
bevindt. Voordat u benzine bijvult, dient u de
motor af te zetten en de motor enkele minuten te
laten afkoelen.
(Figuur 9) Vul de brandstoftank (A) met gewone, ongelode
benzine tot aan de positie VOL (B). Gebruik geen superbenzine
zonder lood. Controleer of de benzine vers en zuiver is. Door
gebruik van benzine met lood worden de bezinksels verhoogd
en wordt de levensduur van de kleppen gereduceerd.
12
De motor starten
WAARSCHUWING: Het elektrisch systeem is
uitgerust met een optie die door middel van een
sensorcontact voor de bestuurdersstoel controleert
of de bestuurder op de stoel zit. Deze componenten
melden het elektrisch systeem of de bestuurder op
de stoel zit. Dit systeem stopt de motor als de
bestuurder de stoel verlaat. Zorg voor uw eigen
bescherming dat dit systeem altijd correct
functioneert.
OPMERKING: De motor zal niet starten tenzij u het
rempedaal intrapt en de bediening van de maaibladen in de
1.
Trap het koppeling/rempedaal volledig in. Houd uw voet
op het pedaal.
2.
Zet de koppeling in de positie neutraal/vrij (N).
3.
Verzeker u ervan dat de hendel voor de bladrotatie in de
4.
Zet de gashendel volledig naar voren in de stand
CHOKE of SNEL. Sommige modellen hebben een aparte
knop voor de choke. Trek de knop voor de choke in de
positie voor volledige CHOKE.
5.
Draai de contactsleutel in de stand STARTEN.
OPMERKING: Als de motor na vier of vijf pogingen
niet start, zet dan de gashendel in de stand SNEL.
Probeer nog eens de motor te starten. Als de motor
niet wil starten, raadpleeg dan het hoofdstuk Probleem
oplossing.
6.
Zet de gashendel langzaam in de stand LANGZAAM.
7.
Om een hete motor te starten, zet u de gashendel op
een stand tussen SNEL en LANGZAAM.
murray.com